Door Peter Boon (Visie 63)
In onderstaand artikel, voorzien van veel oefenstof en aandacht voor interval training, geeft Peter Boon zijn visie op tactische training voor beginnende competitiespelers.
|
|
Jeanine Huiden heeft in VISIE 45 een artikel bewerkt over tactiek aan jeugdigen. Dit artikel werd geschreven naar aanleiding van een technische bijscholing, die Klaus Geske tijdens de EK in Eindhoven gaf tijdens de EK senioren 1998. Klaus heeft ook een boek over dit thema geschreven (Tischtennistaktik) dat aanbevelenswaardig is, speciaal voor jongeren. Een nadeel is wel dat het in het Duits is geschreven. Tactische training voor gevorderde beginners vanaf ongeveer kadettenleeftijd is ooit in Visie behandeld door Terry Schaffers (VISIE 54). Daarin kwamen onder andere notatiesystemen en wedstrijdgerichte tactische training aan de orde, evenals videoanalyse. Tot slot heeft Marc Dijstelbloem in VISIE 56 aandacht geschonken aan plaatsing als tactisch wapen. Dit artikel is gericht op de doelgroep jonge kadetten met beginnende competitie-ervaring. Ik heb geprobeerd om deze tactische training voor jeugdige beginners op verschillende manieren in de praktijk te belichten.
BASALE AANDACHTSPUNTEN
Voorafgaand aan de behandeling van een aantal thema’s heb ik eerst een opsomming gemaakt van belangrijke aandachtspunten, die naar mijn mening in de beginnersfase van belang zijn. Deze worden hier toegelicht, voordat ik de eigenlijke tactische zaken belicht.
Aandachtspunten voor het geven van tactische training aan beginnende competitiespelers zijn de volgende:
- leren trainen;
- leren wedstrijden spelen;
- beschikbaarheid van deskundig kader;
- kleine groepen met gering leeftijdsverschil.
Leren trainen
Instromers met een leeftijd tot circa 12 jaar, zeg maar net competitie spelende beginners, kan je op eenvoudige wijze spelenderwijs tactische elementen aanleren. Van belang is echter dat de beginners eerst leren trainen. Hiermee bedoel ik niet alleen dat ze geleerd wordt op plezierige wijze zich technisch te ontwikkelen. Ze moeten ook gaan begrijpen dat ze bereid moeten zijn om te werken op een training en de daarvoor vereiste discipline op te brengen.
Leren wedstrijden spelen
Nadat ze hebben leren trainen moeten de spelers leren wedstrijden te spelen. Dat wil zeggen dat ze een beginnend systeem dienen te leren op basis van aangeleerde slagen en dat in de praktijk kunnen brengen. Juist in die fase is het van belang training te geven, die niet té gericht is op resultaat. Op speelse wijze kunnen tactische elementen worden ingebouwd. Als trainer is het in deze fase van belang dat je tijd inruimt om iets te vertellen over (basis)tactiek.
Beschikbaarheid van deskundig kader
Ik vind het van wezenlijk belang dat in de talentherkennings- en ontwikkelingsfase de betere trainers beschikbaar zijn. Heel vaak zie je dat de beginnersgroep training wordt gegeven door een enthousiasteling in de vereniging, die met zijn geestdrift de spelers op speelse wijze aan het trainen krijgt en spelvreugde bezorgt. Prima in de startfase, maar als het aan de juiste methode of technische bagage ontbreekt kan het talent (technisch èn tactisch) geremd worden in de ontwikkeling. Hierdoor zullen in de volgende fase dingen moeten worden afgeleerd in plaats van aangeleerd. Om dit te voorkomen, moet de enthousiaste beginnende trainer onder leiding staan van een gediplomeerd trainer met pedagogische aanleg, die de tafeltennisbeginselen op de juiste technische wijze kan aanleren. Voorwaarde is ook dat voldoende trainers – en assistent-trainers – aanwezig zijn. Dit kunnen ook gevorderde jeugdspelers of senioren zijn. Daarnaast is het van belang dat trainers hun spelers in echte wedstrijden zien.
Kleine groepen met gering leeftijdsverschil
Tenslotte pleit ik voor kleine trainingsgroepen met geringe leeftijdsverschillen, individuele aandacht en veel werken met interval training. Er dient ruimte te zijn voor tactische vorming van de spelers en kleine groepen bieden die ruimte. Als de groep wat groter wordt is het een vereiste om meer trainers op de groep zetten. Globaal is het nodig om op een groep van zes spelers minimaal één trainer te zetten. Een groep van 6-10 spelers minimaal één trainer en een assistent en een groep van meer dan tien spelers minimaal één trainer en twee assistenten.
TACTISCHE THEMA’S
Als aan de voorgaande voorwaarden is voldaan kan inhoudelijk in de training aandacht worden besteed aan de volgende tactische thema’s en trainingsvormen.
- Tactische verschillen tussen backhand en forehand georiënteerde spelers.
- Tactiek tegen forehand en backhand georiënteerde spelers.
- Verschil in tactiek tegen links/rechtshandige spelers.
- Tactiek in dubbelspel.
- Wapenen tegen spelers met afwijkende speelwijzen.
- Spelsituaties in de vorm van interval training.
- Serveren.
- Serviceontvangst.
TACTISCHE VERSCHILLEN TUSSEN FH EN BH GEORIENTEERDE SPELERS
Alvorens in te gaan op tactiek tegen backhand en forehand georiënteerde spelers moeten eerst de kenmerken van deze spelers bekend zijn.
* Voor forehand georiënteerde spelers zijn dit:
- forehandgrip;
- ]voetenstand is meer in forehandpositie;
- positie van de speler (staat verder in backhandhoek);
- wisselpunt (meer naar de heup).
* Voor backhand georiënteerde spelers zijn die kenmerken als volgt:
- backhandgrip;
- voetenstand parallel;
- uitgangspositie (meer in midden van de tafel);
- wisselpunt (meer op elleboog).
TACTIEK TEGEN FH EN BH GEORIËNTEERDE SPELERS
Bij het aanleren van tactiek tegen backhand en forehand georiënteerde spelers moet je op eenvoudige wijze enkele tactische basiszaken duidelijk maken. Voorbeelden hiervan zijn:
* forehand georiënteerd:
- ontvangst service op forehand;
- kort op forehand, diep op backhand;
- plaatsing diep in backhand / forehand.
* backhand georiënteerd:
- ontvangst service kort op forehand, lang op de heup;
- een bal lang op de heup en daarna diep op de backhand spelen;
- speler schuift met backhand diagonaal.
Zodra deze zaken duidelijk zijn voor de spelers kunnen ze worden ingebouwd in oefeningen.
TACTISCHE VERSCHILLEN IN SPEELWIJZE TEGEN LINKS- EN RECHTSHANDIGEN
Bij het spelen tegen links- en rechtshandige spelers, kun je op eenvoudige wijze de verschillen aangeven met betrekking tot richting van plaatsen, services en ontvangst.
Daarnaast geef je uitleg, welke zijspin services het beste kunnen worden toegepast tegen links of rechtshandige spelers – afhankelijk van of de speler backhand dan wel forehand georiënteerd is. Situatief zul je moeten bekijken of de doelgroep hier al aan toe is.
Aandachtspunten bij dit thema zijn de volgende.
* Rechts tegen rechts, of links tegen links:
- bal na forehand omlopen vaak op backhand/midden;
- parallelle bal;
- korte services veelal diagonaal/midden;
- lange zijspin services naar de backhand wegdraaiend.
* Rechts tegen links of links tegen rechts:
- bal uit backhandhoek vaak in diepe forehand spelen (steek, spin of tik);
- service parallel wegdraaiend naar de backhand (omgekeerd serveren) of naar de forehand wegdraaiend (zijspin andere kant op);
- ontvangst van korte service kort op forehand/midden terugspelen.
TACTIEK IN DUBBELSPEL
Ook in het dubbelspel kan je de spelers enkele tactische basiszaken aanleren (zie ook artikel van Titus Damsma in VISIE 57: Dubbelspel: meer dan de som der delen). Denk daarbij bijvoorbeeld aan het volgende:
- hoe staan de spelers in een links/rechts combinatie bij service en ontvangst en hoe lopen ze weg. De linkshandige kan bij serviceontvangst naast de tafel staan. Als de rechtshandige ontvangt, staat de linkshandige links van hem. Het is van belang, dat beide spelers met forehand kunnen serveren en ontvangen, dan lopen ze elkaar het minst in de weg;
- hoe staan de spelers bij rechts-rechts of links-links en hoe lopen ze weg (rondjes of ieder naar één kant);
- richting van spelen, met name de richting van plaatsen, waarbij je rekening houdt met je dubbelpartner;
- welke services zijn van belang in het dubbel? Kort met of zonder backspin en afhankelijk of de ontvanger links of rechts iets meer naar de zijlijn of de middellijn. Leren dat met simpele handgebaren onder tafel kan worden aangegeven hoe wordt geserveerd of ontvangen.
Ook hier kan je er beter voor kiezen oefenstof in de vorm van interval training met één trainer aan te bieden, in plaats van vier spelers tegen elkaar te laten spelen. Dat laatste wordt vaak als saai ervaren (weinig rally’s), of er wordt in de vorm van wedstrijden geoefend.
Mogelijke oefeningen voor links/rechts koppel
Oefening 1
- Trainer legt de bal kort in het forehandvak, dus op de backhand van de linkshandige.
- Linkshandige legt kort op backhand van de trainer.
- Trainer steekt de bal naar backhand rechtshandige.
- Rechtshandige spint met forehand of backhand parallel.
Uitleg: de linkshandige staat met forehand klaar en de rechtshandige staat naast hem, linkshandige ontvangt parallel, zodat rechtshandige niet scherp in zijn diepe forehandhoek kan worden aangespeeld. De rechtshandige spint parallel, zodat de linkshandige niet in zijn diepe forehand hoek wordt uit geplaatst
Oefening 2
- Trainer brengt de bal half lang in op de forehand van de rechtshandige.
- Rechtshandige spint op forehand/midden.
- Trainer blokt op midden/backhand van de linkshandige.
Uitleg: rechtshandige spint op forehand/midden, zodat de linkshandige de bal niet scherp in forehand krijgt gespeeld en hij vrijwel altijd voor zijn forehand kan lopen.
Mogelijke oefeningen voor rechts/rechts koppel
Oefening 1
- Trainer legt de bal kort op forehand.
- Speler A speelt de bal in het parallelle vak met steek of flip.
- Trainer spint parallel.
- Speler B speelt blok of overspin in forehand of backhand afhankelijk waar de Speler A staat en hoe de speler B wegloopt.
Uitleg: doordat de rechtshandigen naast elkaar staan zorgt de ontvanger ervoor, door de richting van plaatsen (parallelle ontvangst), dat de tegenspeler (in dit geval de trainer) niet scherp in forehand kan spinnen. De partner speelt blok of overspin in het forehandvak als de medespeler in het midden of de forehand zijde staat. Idem in het backhandvak als de medespeler in het midden of backhand staat.
Oefening 2
- Speler A brengt de bal in half/lang op forehand.
- Trainer spint parallel/midden.
- Speler B speelt een blokbal in het parallelle vlak.
Uitleg: speler B blokt parallel, omdat speler A rechts naast hem staat en er niet scherp in backhand kan worden gespeeld.
Twee linkshandige partners
Verschil tussen rechts/rechts en links/links is dat beide partners zowel naast elkaar als achter elkaar kunnen staan. Het laatste is aan te bevelen, met name als meer voor forehand wordt gelopen. De ontvanger kan naast de tafel staan bij ontvangst en de partner kan vlak daar achter staan. Bij richting van plaatsen daar dan rekening mee houden. Speelt de ontvanger actief in het parallelle vak krijgt zijn partner de bal scherp in forehand. Dus zal er veel diagonaal/midden worden gespeeld bij ontvangst.
Oefeningen voor links/links koppel
- Trainer legt de bal kort op forehand, dus in het backhandvak van de linkshandige.
- Speler A speelt de bal kort diagonaal.
- Trainer speelt steek of flip parallel.
- Speler B spint met forehand parallel.
Uitleg: ontvangst kort diagonaal is logisch, zeker tegen een rechts/rechts combinatie, omdat die in het backhandvak klaar staat. Daarna speelt de speler B op de steek van de trainer de spin parallel omdat de linkshandige ontvanger in zijn backhand vak klaar staat voor de volgende bal.
Oefening 2
- Speler A serveert de bal kort diagonaal.
- Trainer ontvangt met steek in backhand vak van de linkshandige.
- Speler B spint met forehand omloop diagonaal op forehand/midden.
- Trainer blokt parallel.
- Speler A speelt de bal met forehand spin parallel/midden.
Uitleg: na de service van speler A is het logisch dat speler B diagonaal spint, omdat de serveerder naar achteren wegloopt na de service. Op de blok parallel spint speler A logischer wijze weer parallel/midden, omdat zijn linkshandige partner in zijn backhand vak staat.
Deze oefeningen zijn vooral in het begin belangrijk als basis, later kan deze basistactiek uitgebreid worden met variaties. Daarnaast is het uiteraard ook van belang, dat je met forehand of backhand georiënteerde spelers te maken kunt hebben. Hierbij is vereist dat je situatief handelt en individueel hierop in kan spelen.
WAPENEN TEGEN SPELERS MET AFWIJKENDE SPEELWIJZE
Heel veel jonge spelers komen in de problemen met afwijkende speelwijze (verdedigers, materiaalspelers). Het is van belang daar theoretische uitleg te geven aan tafel. Je dient met name de verschillen aan te geven tussen glad rubber, korte of (half)lang noppen, anti-spin etc. en wat de gevolgen zijn voor het spelen van een bepaalde tactiek. Tevens moet je uitleggen bij welke type spelers welk materiaal hoort. Ook de voor- en nadelen van het lijmen van het rubber kan hier ter sprake komen. Het is van belang om de eigenschappen van de diverse materialen te kennen. Ook hier kan ervaringsleren door de spelers worden toegepast. Het is prettig als een club beschikt over een verdediger die bij de training van jongeren tevens als sparringpartner kan fungeren. Natuurlijk is ook hier interval training een goede keuze.
Voorbeelden van een materiaal-interval training
Oefening 1
- Trainer brengt de bal met glad rubber (backspin) in op backhand.
- Speler schuift terug op backhand.
- Trainer speelt met (half)lange noppen op forehand.
- Speler spint vlak of tikt.
Oefening 2
- Trainer brengt de bal met glad lang in met backspin op forehand.
- Speler spint de bal parallel.
- Trainer blokt met noppen diagonaal.
SPELSITUATIES IN DE VORM VAN INTERVALTRAINING
Op eenvoudige wijze zijn spelsituaties in de training in te bouwen. Een vereiste daarbij is dat voor intervaltraining wordt gekozen aangezien in een normale oefening met twee spelers de tactische elementen vaak minder tot hun recht komen. Ik heb hieronder voor een drietal spelsituaties gekozen:
- omlopen na een schuifslag;
- gevolgen van de richting van de te spelen bal na het omlopen;
- anticiperen op het wisselpunt.
Aan de hand van de drie voorbeelden wordt een en ander met de spelers besproken. Bijvoorbeeld waar te spelen als de speler voor zijn forehand gaat lopen (zie ook het onderscheid tussen forehand en backhand georiënteerde spelers).
Oefening 1 (met één speler)
- Trainer brengt een steekbal in op backhand.
- De speler schuift naar de backhand van de trainer.
- De trainer schuift terug naar de backhand.
- De speler loopt om en spint naar de backhand.
Loopt de speler te vroeg om, dan speelt de trainer de bal naar de forehand. Zo leert de beginner, dat de schuifslag (later steek) een hulpslag is en dat hij niet te snel moet omlopen.
Oefening 2 (met één speler)
- Trainer brengt een diepe steekbal in op backhand van speler A.
- Speler A loopt om en opent de bal wisselend diagonaal en parallel.
- Trainer blokt de spin terug in forehand.
De beginner leert dat als hij parallel opent de bal scherper in het forehand vak komt dan wanneer hij diagonaal spint.
Oefening 3 (met twee spelers)
- Trainer steekt de bal op forehand van speler A.
- Deze spint de bal op de elleboog of heup van speler B.
- Speler B moet keuze maken forehand of backhand te blokken.
Speler A leert de bal te plaatsen en te kijken waar de tegenstander staat.
Bij het aanleren van tactische vaardigheden bij bovengenoemde oefenstof (veel met interval) is het noodzakelijk dat de groepen niet te groot zijn en het kader deskundig moet zijn. Dit is al eerder vermeld bij de uitgangspunten.
SERVEREN
Tactische elementen kan je bijvoorbeeld verwerken in de vorm van een servicecircuitje. Bij het doorlopen van het circuit leg je uit wat het belang is van de diverse onderdelen. Ik heb hier gekozen voor deze vorm in plaats van gewone oefeningen met een service. De spelers kunnen met deze methode bewuster gemaakt worden van het belang van een goede service en de gevolgen voor de volgende bal.
Tafel 1
Kort serveren, touwtje neerleggen op circa 25 cm. vanaf het net.
Wijs de spelers op het belang van een korte service. Bijvoorbeeld met als bedoeling zelf het initiatief te nemen.
Tafel 2
Halflang serveren. Touwtje neerleggen halverwege de andere helft van de tafel (zie ook serviceontvangst).
Tafel 3
Lang serveren. Touwtje neerleggen circa 25 cm. voor de eindlijn.
In de huidige game tot de 11 wordt er minder lang geserveerd dan voorheen (minder risico). Wijs op het belang van goede kwaliteit van een lange service.
Tafel 4
Zijspin serveren. Bekertjes neerzetten, zodanig dat de bal er tussendoor kan doordat er met zijspin wordt geserveerd.
Tafel 5
Andere kant zijspin serveren, analoog aan tafel 4.
Ruim hier voldoende tijd in voor uitleg van de verschillende vormen van effect (backspin, topspin, zijspin) of lengte van de service en de gevolgen voor de bal na de service. Wat doet een bal met welk effect voor en na het opstuiten? Hoe herken je effect? Bij dit onderdeel is ervaringsleren een geschikt hulpmiddel om de speler begrippen als backspin en topspin eigen te maken.
Tafel 6
Onder een balk serveren. Plaats een balk circa 15 cm boven het netje.
Bedoeling is dat de bal laag over het netje en onder de balk wordt geserveerd, zodat de kwaliteit van de service goed is.
Bij elke tafel krijgen de spelers tien mogelijkheden en je noteert de resultaten.
SERVICEONTVANGST
Bij service ontvangst is het van belang te leren beoordelen wanneer het mogelijk is om de bal te spinnen, te flippen, kort te leggen of te steken. Met de intervalmethode kan de trainer exact de lengte trainen. In een normale oefening op dit niveau is de vastheid in de lengte van het serveren vaak nog onvoldoende. De tactische elementen komen beter tot hun recht indien de bal met voldoende kwaliteit en de juiste lengte wordt ingebracht.
Bovendien kan de hier gebruikte methode ervoor zorgen, dat de speler minder angstig speelt en altijd probeert consequent zijn eigen spel te spelen. De speler probeert altijd te openen. Is de service halflang of lang dan opent hij. Is de service kort, dan kan hij altijd nog kiezen om de bal te steken, te flippen of om deze kort leggen.
Variant 1 (interval)
- De trainer steekt lang op de forehand.
- De speler opent, met forehand topspin.
Variant 2
- De trainer speelt kort op forehand.
- De speler stapt in met rechtervoet en steekt, flipt of legt kort.
Variant 3
- De trainer speelt half lang op forehand.
- De speler opent met forehand.
Als de bal te kort is laat de speler de bal lopen. Zo kan de speler beoordelen of de bal inderdaad kort was, omdat hij tweemaal op eigen helft stuit.
Variant 4
- De trainer schuift halflang/lang op backhand.
- De speler loopt om en spint met forehand of schuift met backhand of forehand, afhankelijk van de lengte.
Variant 5
- De trainer speelt kort op backhand.
- De speler steekt lang.
- De trainer speelt een spin bal op forehand zijde.
Zo leert de speler wat hij kan verwachten na een steek en leert dat de volgende bal geblokt moet worden.
TOT SLOT
Tactische vaardigheden aanleren dient altijd een wisselwerking te zijn met het aanleren van technische, fysieke en mentale vaardigheden. Als je als trainer denkt dat tactische vaardigheden later wel komen, dan vergeet je daarbij dat jongere spelers meer kunnen begrijpen over tactiek dan wij denken. Mits de stof op goede wijze wordt aangeboden en door deskundige leiding wordt gegeven.