Door Terry Schaffers en Theo Rieken (Visie 59)
Aanwezige trainers Peter Boon, Middelburg, Pieke Franssen, Buggenum, Luc Jansse, Schiedam, Vincent van Kuijck, Waalwijk, Loek van de Leur, Cuijk, Bob Lijesen, Amstelveen, Theo Rieken, Nijmegen, Terry Schaffers, Zwolle en Achim Sialino, Bennekom. Afwezig i.v.m. ziekte: Titus Damsma, Haren. |
De redactie heeft de intervisiegroep ‘Trainer-C‘ (tien trainers met een C-licentie) gevraagd om samenvattend verslag te doen van de georganiseerde bijeenkomsten. Hier werd positief op gereageerd. Ze willen graag een steentje bijdrage aan de ontwikkeling van het tafeltennis in Nederland. In de eerste bijeenkomst stond de analyse van het EJK op de agenda en wat we in Nederland hiervan zouden kunnen leren. Terry Schaffers en Theo Rieken hebben vrijwillig deze taak op zich genomen.
INLEIDING
Inmiddels heeft Nederland tien C-trainers met een geldige licentie. Zij hebben besloten tot de oprichting van een intervisiegroep. De groep stelt zich onder meer ten doel om hun kennis vaardigheden te vergroten door van elkaar te leren. Als voorbereiding op de eerste intervisiebijeenkomst hebben Peter Boon, Achim Sialino, Titus Damsma en Terry Schaffers een aantal spelers, die behoren tot de top van de Europese jeugd (laatste acht landen en/of laatste 16 individueel), tijdens de Europese Jeugdkampioenschappen geanalyseerd. Het doel van de analyse was om met name te kijken op welke punten de Nederlandse spelers te kort schieten waardoor we de aansluiting met de top missen. De aanwezige C-trainers hebben op de eerste bijeenkomst van de intervisiegroep de analyses besproken. Na interessante discussies zijn daaruit een aantal conclusies getrokken. Door tijdsgebrek kon niet de gehele analyse worden bediscussieerd. Tot eensluidende conclusies zijn we (nog) niet kunnen komen. In dit artikel wordt een tussenstand weergegeven.
Behaalde resultaten in het landentoernooi Meisjesjunioren: 12e plaats. Meisjeskadetten: 25e plaats. Jongensjunioren: 31e plaats. Jongenskadetten: 18e plaats. In het individuele toernooi behaalde het meisjesdubbel Carla Nouwen/Sigrid van Ulsen en het mixeddubbel Carla Nouwen/Semen Shevschenko, Rusland de laatste zestien. |
DE TOPPERS VAN HET EJK 2004
De EJK werden van 16 t/m 25 juli 2004 in Boedapest gehouden. Nederland nam aan alle vier leeftijdscategorieën deel: meisjes en jongens junioren en meisjes en jongens kadetten. De eerste vijf dagen werden de landenwedstrijden per categorie gespeeld. Na één dag pauze werd in de volgende dagen om de titels in het enkelspel, dubbelspel en mixed-dubbelspel gestreden.
De Europese jeugdtop kenmerkt zich door een hoge vastheid met name in de opbouwfase van de rally, een goede conditie en op mentaal vlak zijn het ‘winnaarstypes’. Er wordt in alle categorieën ‘volwassen’ tafeltennis gespeeld met complete spelsystemen. Bij de meisjes zie je meer variatie in speltypes dan bij de jongens. De Europese toppers kunnen stuk voor stuk in de eredivisie van de Nederlandse competitie uitkomen. De junioren spelen in eigen land al vaak in de hoogste divisies. Daarbij komt dat in het algemeen de herencompetitie in een aantal andere Europese landen vele malen sterker is dan in Nederland. Enkele junioren zouden in Nederland in de top meedraaien.
ANALYSE
De nu volgende samengevatte technisch-tactische analyse richt zich vooral op aanvallende speltypes. Dit speltype wordt het meeste gespeeld.
Speltypes en spelsystemen
In het algemeen wordt door vrijwel alle spelers tweezijdig gespeeld. In tegenstelling tot tien jaar geleden wordt minder vaak omgelopen. De backhandtechnieken lopen uiteen van blok, contra/tik tot topspin. Met forehand wordt vooral topspin gespeeld. Ook met de backhand wordt steeds meer topspin gespeeld. Tweezijdigheid betekent dat zowel de forehand- als de backhandslagen even sterk zijn ontwikkeld. Niettemin zijn bijna alle toppers forehand georiënteerd: wanneer de forehand ingezet kan worden, zal dit niet worden nagelaten. Dat wil zeggen dat veelal met de backhand het scoren wordt voorbereid. Daarnaast wordt niet geschroomd wanneer de mogelijkheden daar zijn om met de backhand te scoren.
Je ziet ook een klein aantal spelers die een tweezijdig spelsysteem hanteren. Ook bij dit spelsysteem wordt de forehand ingezet om te scoren, maar in veel mindere mate en op de momenten dat er weinig mis kan gaan.
Bij de meisjes zie je meer variatie in speltypes dan bij de jongens. Naast aanvallende spelstypes zie je ook nog verdediging en blok. Ook meer meisjes spelen met korte, halflange of lange noppen. De meeste meisjes zijn forehand georiënteerd, maar de blokspeelsters en verdedigsters zijn veelal backhand georiënteerd. De materiaalspeelsters spelen ook veel variaties bij het blokken om het storend effect van het materiaal nog meer uit te buiten.
Binnen een speltype hebben alle spelers en speelsters een compleet spelsysteem. Dat geldt ook al voor de hele jonge spelers (11-12 jaar).
Nederlandse spelers
Op een enkele uitzondering na zien we dat de ontwikkeling en consequent toepassen van het spelen van een spelsysteem bij de Nederlanders achterloop op Europa. In de Nederlandse situatie zie je bijvoorbeeld bij de jongere spelers nauwelijks een reeds vergevorderd compleet spelsysteem. Ook over sommige keuzes van het spelsysteem kunnen vraagtekens worden geplaatst. Het heeft zeker te maken met het aantal uren dat geïnvesteerd wordt aan trainen. Maar ook ten aanzien van de visie van trainers over hoe internationaal gespeeld moet worden, mogen vraagtekens worden gezet.
Technische en tactische kenmerken
Service-uitvoering- en ontvangst
Er wordt vooral met forehand uit backhandhoek geserveerd. Hoewel je ook spelers / speelsters ziet met een sterke bachandservice (Dimitri Ovtcharov, Duitsland). Sommige toppers serveren zowel met de forehand- als met de backhand vanuit de middellijn.
De lengte van service is meestal kort tot halflang, zodat de tegenstander niet direct het initiatief kan nemen of een niet al te snelle opening kan spelen. Als verrassing wordt een lange snelle (harde) service gespeeld: dikwijls parallel. De lengte van het plaatsen is goed gecontroleerd. Hoofdzakelijk wordt er zonder effect ("dood") of soms met (zij)backspin of zijtopspin geserveerd. De bal wordt laag over net geplaatst.
Het doel van de service is er op gericht om met de eerste bal het initiatief te kunnen nemen of het initiatief over te nemen. Sommige spelers spelen het liefst na de service eerst een blok om van daaruit een positie te verwerven om hun puntbrengende slagen te kunnen spelen. Er worden weinig fouten gemaakt.
De serviceontvangst lijkt ogenschijnlijk passief. Vaak wordt gekozen voor vaste patronen bij de plaatsing; diep backhand, kort op forehand en midden en zo nu en dan diep in forehandhoek. De meisjes lijken meer moeite te hebben om de service kort terug te leggen. Het initiatief wordt bewust of onbewust weggegeven. Bij de jongens wordt de service veel kort teruggelegd. Flip wordt weinig gespeeld. Een te lange service wordt door de aanvallende speltypes altijd aanvallend geretourneerd. De betere spelers zijn goed in staat om de lengte van de return te controleren. Indien de service halflang wordt gespeeld, dan wordt er consequent geopend . De openingen zijn op kadettenniveau (nog) minder gevaarlijk en de serveerder kan daardoor relatief eenvoudig initiatief verkrijgen.
Nederlandse Spelers
De service is bij de Nederlanders relatief goed (techniek). Kan de vergelijking met de top nog niet aan, maar ligt er tegenaan. Met name in de consistentie ten aanzien van de lengte en de hoogte van de bal over het net moet worden verbeterd. Er wordt weinig met de backhand geserveerd.
De ontvangst is redelijk, maar veel te slordig uitgevoerd. De meer actieve ontvangst moet beter om initiatief te kunnen nemen. Over de lengte van de meer ‘passieve’ serviceontvangst is onvoldoende controle.
De opening
De internationale top maakt vooral in de openingsfase relatief weinig fouten. De techniek is redelijk stabiel en vast. Er wordt zowel forehand- als backhandopening gespeeld. Omlopen komt in vergelijking met vroeger minder vaak voor, maar is zeker niet verdwenen. Zonder aarzeling wordt op alle (te) lang geplaatste ballen geopend. De openingen worden in het algemeen met veel rotatie gespeeld. Indien de kans zich voordoet wordt er met hoge snelheid (hard) geopend.
De Nederlandse spelers
De Nederlanders hebben een geringere vastheid in openingsfase van de rally. De technische basis is wel aanwezig. .De Nederlanders kiezen nog wel eens voor een geforceerde oplossing terwijl de correcte techniek nog gespeeld kan worden. Het forceren kost veel punten. In principe moet een opening 100% goed zijn.
De rally
De rally is gebaseerd op een grote zekerheid. Het zelfvertrouwen dat ze hierdoor de rally aan kunnen is groot. De rust die de spelers hierbij uitstralen bevestigt dit. Dit wordt bereikt door niet alle ballen met 100% tempo, spin en snelheid te spelen. Pas als er duidelijk kansen aanwezig zijn, wordt er met volle snelheid en spin gespeeld. Scoren vindt meestal plaats doordat de tegenstander de bal niet goed beoordeelt: ‘fouten’ van de tegenstander. De spelers die initiatief nemen hebben een grotere kans om de rally te winnen. Initiatief kan ook betekenen dat een goed blok wordt gespeeld.
Bij de kadetten speelt men vaak volgens vaste patronen en diagonaal. Ze worden daardoor weinig verrast door hun eigen acties. Het lijkt tamelijk voorgeprogrammeerd. Het plaatsen op de heup zie je meer bij de meisjes dan bij de jongens. Dat gebeurt vooral tegen backhandgeoriënteerde speelsters. Door de grote vastheid is het mogelijk een hoge eindklassering te behalen.
Parallel spelen wordt vooral door de jongensjunioren toegepast.
Op blok en flip zie je bij de jongste categorie een minder stabiele topspin. Vooral bij de jongens zie je dat het bat bij forehand en backhand relatief hoog ten opzichte van de tafelhoogte blijft. De armbewegingen zijn snel en kort. Dit heeft mede te maken met de snelheid en tempo waarmee wordt gespeeld. Bij de meisjeskadetten zie je wel langere bewegingen. Voor alle spelers geldt dat de bewegingsketen actiever wordt ingezet naarmate meer met snelheid wordt gespeeld.
Nederlandse spelers
Ondanks het gegeven dat de Nederlanders in de rally niet onder doen voor de andere landen verliezen ze nog te vaak de rally. Er wordt soms onnodig veel risico genomen, om zo snel mogelijk te kunnen scoren. Er is te weinig zelfvertrouwen en de (on)mogelijkheden van de situatie worden onvoldoende herkend. Daarnaast wordt de technische uitvoering niet consequent gehandhaafd.
Van passief naar actief
De overgang van het passieve naar het actieve spel is goed verzorgd. Na een blok of schuif/steek wordt het initiatief overgenomen. Bij de meisjeskadetten zie je het overnemen van de aanval minder vaak. Die handhaven hun passiviteit en spelen op vastheid de rally uit. De materiaalspeelsters bij de meisjes spelen ook veel variaties bij de verschillende bloktechnieken om het storend effect van hun materiaal uit te buiten.Topspinspeelsters spelen zo als jongens en nemen de aanval wel over.
Nederlandse spelers
Helaas moeten we vaststellen dat het passieve spel in het algemeen niet of weinig wordt toegepast. Het liefst wordt door de Nederlanders de aanval direct overgenomen. Deze acties zijn behoorlijk risicovol. Het lijkt er tevens op dat er weinig zelfvertrouwen is om eerst een bal te blokken en om daarna weer de actieve rol te spelen.
Het bewegen
Het voetenwerk is goed verzorgd. Dat wordt gerealiseerd door een goede lichaamshouding (diep zitten) en snelheid van de benen. Er wordt veelal via kleine hupjes verplaatst. De spelers proberen vanuit elke situatie weer terug te komen in een goede uitgangspositie voor de volgende slag. De balans(verstoring) wordt steeds hersteld. Wanneer het tempo of de snelheid hoger wordt, gaat een aantal spelers verder van tafel spelen. Het overstappen in situaties dat de speler vanuit de diepe backhandhoek naar de diepe forehandhoek moet bewegen, komt regelmatig voor. Op kort geplaatste ballen beweegt de meisjeskadettentop onvoldoende terug. Ze blijven een beetje hangen. De niet optimale voetenstand wordt gecompenseerd door meer met het bovenlichaam uit te draaien.
Nederlandse spelers
Het bewegen bij onze jeugd is niet altijd effectief. Enerzijds door balansverlies of een te laat herstel en anderzijds zijn een aantal spelers niet in staat om de optimale houding vast te houden. Ze komen omhoog. Het in- en uitstappen is redelijk verzorgd.
Vastheid
Opvallend is dat zowel bij de junioren als de kadetten met een opvallende consistente techniek wordt gespeeld. Dit is op alle momenten van de rally te herkennen: vanaf de service / ontvangst tot het scoren van een punt. De techniek is niet alleen consistent maar wordt ook met een grote zekerheid (vastheid) gespeeld. Er worden daardoor relatief weinige (slordige) fouten gemaakt.
Opvallend is dat zowel bij de junioren als de kadetten met een opvallende consistente techniek wordt gespeeld. |
Nederlandse spelers
De Nederlanders lopen daar in het algemeen (Carla en Sigrid vormen een uitzondering) achterop : er is geen stabiliteit in de uitvoering van de techniek. De vastheid ontbreekt mede hierdoor. Dit heeft ook invloed op het uitvoeren van de tactiek. Het is mogelijk een gebrek aan zelfvertrouwen!
FYSIEKE FACTOREN
De EJK is voor de toppers uitgesmeerd over tien dagen. De eerste vijf dagen zijn de landenwedstrijden, daarna één dag rust en vervolgens de laatste vier dagen de individuele wedstrijden. Op één dag worden meerdere wedstrijden gespeeld. Een voorwaarde om dit goed te kunnen volbrengen is een uitstekend uithoudingsvermogen. Het herstel verloopt anders te langzaam. Toppers tonen aan over een uitstekend uithoudingsvermogen te beschikken.
Bij de kadetten zijn de biologisch rijpere spelers in het voordeel. Ze hebben de fysieke kenmerken van een tweede jaars junior. Daardoor beschikken ze over meer lengte, snelheid en kracht.
Een hoge armsnelheid is bij alle spelers kenmerkend. Dit wordt vooral gerealiseerd door een uitstekende coördinatie en minder door kracht. Goed voetenwerk vereist eveneens een goede coördinatie, snelkracht en grote mate van krachtuithoudingsvermogen. Ook in dat opzicht is de top goed. De forehandgeoriënteerde spelers zijn in staat door goed getraind benen (kracht en snelheid) na een backhandslag zonder veel moeite uit alle posities forehand te spelen.
Nederlandse spelers
Voor zover dat tijdens wedstrijden te beoordelen is, worden alle conditionele factoren door de Nederlanders beheerst. Echter het zou nog beter moeten: het herstel is te gering. Dit kan mede resulteren in een zwakke mentale weerbaarheid (zie hierna). Er is een samenhang tussen de fysieke factoren (uithoudingsvermogen, kracht, snelheid, lenigheid), coördinatie en de techniek. De combinatie van deze drie elementen is noodzakelijk. Het lijkt er op dat dit nog wel eens ontbreekt.
MENTALE FACTOREN
De aandacht is bij de toppers hoog. Het oogt al heel volwassen. Dat uit zich onder andere in weinig afleiding door externe omstandigheden zoals tegenstander, publiek, scheidsrechters en coaches.
Ook de intrinsieke afleiding (gedachten) lijkt gering. Natuurlijk is niet te achterhalen wat de spelers op een bepaald moment denken. Wat je wel kunt vaststellen is dat de speler zich voor elk punt (verloren of gewonnen) weer concentreert. Daarvoor nemen ze tijd door bijvoorbeeld in het centre court te gaan rondlopen, handdoek te pakken en even tijd nemen voor het uitvoeren van de service of de return.
De toppers bevechten elk punt. Ze willen, kosten wat het kost, winnen. |
De spelers stralen een enorme wilskracht uit. De toppers bevechten elk punt. Ze willen koste wat het kost winnen. Tegenslagen gaan zij te lijf door er een schepje bovenop te doen. Er wordt "oorlog" gemaakt in de speelruimte, zonder daarbij respect te verliezen voor tegenstander of de gedragsnormen te verliezen.
Als een punt wordt gemaakt dan hoor en zie je dat. De ene speler steekt de vuist omhoog dat gepaard gaat met enkele overwinningskreten. De ander toont een klein vuistje en praat zacht tegen zichzelf. De "pokerfaces" kom je weinig tegen. In elk geval zijn de spelers duidelijk aanwezig.
De spelers worden sterk ondersteund door teamgenoten die op de bank zitten en door het publiek. De beleving is enorm. Bij het teamtoernooi wint meestal het team met de meeste saamhorigheid. Gericht op één doel: halen van de overwinning.
Nederlandse spelers
De meeste Nederlanders tonen een te negatieve benadering van de wedstrijd.Het mag toch niet voorkomen dat spelers die deelnemen aan de Europees Jeugdkampioenschap het volgende gedrag vertonen:
- klagen en zeuren (vooraf op belangrijke standen);
- klagen bij net- en kantballen;
- vertwijfeld of vragend naar de kant of coach kijken of
- games voortijdig opgeven.
Ze slagen er onvoldoende in om hun aandacht te richten op de taak die ze zouden moeten uitvoeren. Mentaliteit, op een enkele uitzondering na, is een van de zwakste aspecten van onze jeugd. Ook de zo broodnodige teamgeest is niet bij alle teams aanwezig.
CONSEQUENTIES VOOR DE NEDERLANDSE SITUATIE
In zo’n oprichtingsbijeenkomst dienen ook nogal wat andere zaken besproken te worden. Mede hierdoor ontbrak de intervisiegroep de tijd om tot een totaal pakket van aanbevelingen te komen. Jammer, maar hopelijk leidt de eerste aanzet tot een interessant vervolg. Een andere reden is dat de meningen nogal uiteenliepen. Er leiden immers meerdere wegen naar Rome. Lezers kunnen ook zelf conclusies uit bovenstaande analyse trekken. Onderstaand een aantal consequenties aan de hand van de thema’s die besproken zijn. De auteurs zijn zo vrij geweest om hier en daar een voorzichtige consequenties aan te geven die niet besproken zijn, maar die aan de hand van de analyses wel duidelijk zijn.
Verantwoordelijkheid
Een 12e (MJ), 31e (JJ), 18e (JK) en 25e (MK) plaats bij de teamwedstrijden en geen opvallende resultaten in het individuele toernooi spreekt niet erg aan. Het is dan simpel om hier een klaagzang over de Nederlandse spelers te houden. Maar wie zijn de verantwoordelijke personen die de spelers naar het Europees niveau moeten begeleiden? In de eerste plaats zijn wij dat: de trainers. Zonder weg te willen lopen van deze verantwoording zal ook het bestuurlijk- en organisatorisch kader op alle niveaus na moeten denken over hun rol. Wij trainers hebben de plicht ze hierop te wijzen en ze duidelijk te maken wat de gevolgen zijn van het gevoerde of het te voeren beleid.
Spelsystemen
De C-trainers zijn van mening dat voor internationale aansluiting spelers tweezijdig opgeleid moeten worden, waarbij de meeste spelers forehand georiënteerd moeten blijven spelen. Met andere woorden de backhand staat in dienst van de forehand. Met de forehand kan met meer snelheid en spin worden gespeeld. Op de momenten waarop het gevraagd wordt, moet ook met de backhand gescoord kunnen worden. Spelers/speelsters met ‘materiaal’ op de backhand kunnen ook meer backhand georiënteerd zijn. Onafhankelijk van het spelsysteem zullen spelers allround moeten worden opgeleid. Iemand met een zwakke backhand (of forehand) zal het internationaal niet redden.
Het moment waarop in de opleiding gestart wordt met het ontwikkelen van tweezijdigheid is binnen onze groep een discussiepunt. In elk geval mag je niet te lang wachten. Immers ook de jonge spelers moeten beschikken over een speltype dat voldoet aan internationale normen.
In Nederland zien we binnen een speltype een eenheidsworst aan spelsystemen. We zullen binnen een bepaald speltype meer moeten uitgaan van de individuele kwaliteiten van de spelers. Hierdoor ontstaat een meer persoonlijk gericht spelsysteem. We zullen de creativiteit moeten hebben om het juiste materiaal te vinden dat past bij de persoonlijke kwaliteiten van de speler. Trainers en spelers zullen zich hiervoor nog meer moeten verdiepen in de geheimen van de beschikbare materialen.
Wanneer het bovenstaande is gerealiseerd, doen de spelers gelijktijdig de vaardigheid op om tegen de meest uiteenlopende spelsystemen tot een goed resultaat te komen.
Het spelsysteem moet in de loop van de ontwikkelingsproces steeds worden aangescherpt en zonodig worden bijgesteld.
Techniek
Voor een goede vastheid en daarmee ook een toenemend zelfvertrouwen is een stabiele en consistente techniek noodzakelijk. De kwaliteit van de uitvoering moet uitstekend zijn en niet ‘het ziet er goed uit’: kort is kort, halflang is halflang en veel spin is ook veel spin. Dit eist van de trainer en de spelers een consequente aanpak en natuurlijk zullen er voldoende uren moeten worden gemaakt. Over de technische en tactische details is nog niet bij stilgestaan.
Training
Bij de vraag: ‘hoe je een grote vastheid met een stabiele en consistente techniek kunt bereiken’ is langdurig stilgestaan. De discussie spitste zich toe op één deelvraag: ‘moeten we voor een grotere vastheid regelmatige of onregelmatige oefeningen spelen? Om misverstanden te voorkomen wordt eerst vastgesteld wat onder dergelijke oefeningen wordt verstaan.
Onregelmatige oefeningen zijn oefeningen waarbij op een onverwachts moment een bal op een andere plaats, op een andere lengte, andere rotatie, andere snelheid, ander tempo of andere hoogte wordt aangespeeld. Bij regelmatige oefeningen zijn velen, zo niet alle, van deze elementen in een oefening vastgelegd.
Er heerste het gevoel dat in het algemeen de onregelmatigheid vooral toegespitst wordt op de plaatsing. Voor het aanleren van technische vaardigheden en het verkrijgen van een stabiele techniek kan regelmatig oefenen belangrijk zijn. Echter een speler moet ook leren zich aan te passen aan veranderende situaties. Bijvoorbeeld dat de techniek van een forehandopening op meer of minder backspin moet worden aangepast. Zonder de wil te hebben om procentueel aan te geven wat het beste zou zijn, was de conclusie dat er eveneens min of meer regelmatige oefeningen moeten worden gespeeld. Dezelfde oefening kun je over laten gaan in een deels en later in een geheel onregelmatige oefening. Bijvoorbeeld: de plaatsing kan regelmatig zijn, maar de aankomende bal kan variëren in spin, tempo, snelheid, lengte of hoogte. Na verloop van tijd mag het niet uitmaken of een oefening regelmatig of onregelmatig gespeeld wordt. Het gaat er uiteindelijk om met welke intentie (bewust of klakkeloos de oefening afdraaien) de speler de oefening speelt. Spelers moeten zich bewust worden dat elke oefening wedstrijdgericht gespeeld moet worden. De trainers zullen aan deze beleving van de spelers tijdens trainingen en wedstrijden aandacht moeten schenken en dit bespreekbaar maken.
Fysiek
Dit onderdeel is niet besproken, maar uit de analyse kan het volgende worden aanbevolen. Er zal structureel gewerkt moeten worden aan alle conditionele factoren. Dat begint al op jonge leeftijd waar de basis wordt gelegd voor de conditie en een goede coördinatie. Met name de combinatie van alle factoren is van belang. Een speler kan weliswaar veel spierkracht in de benen hebben, maar zonder een goede coördinatie heb je daar weinig aan. Dit houdt gelijktijdig in dat coördinatietraining ook op de wat oudere leeftijd van kracht blijft.
Mentaal
Sinds enkele jaren spreken Nederlandse jeugdbondscoaches over de mentale zwakte van hun spelers. Missen de Nederlandse tafeltennissers mentale kracht of is het dat bij veel spelers de mentale kracht nog onvoldoende ontwikkeld? Maar kunnen we dit onze spelers verwijten? De aanwezigen zijn van mening dat in de opleiding aan dit gedeelte door ons (de trainers) veel te weinig aandacht wordt besteed. Zowel in de vorm van kennisoverdracht, maar ook in de vorm van controle op het getoonde gedrag en de begeleiding hierin. De trainer / coach / begeleider dienen vanaf de welpenleeftijd de spelers hierin te begeleiden, zodat spelers een eerlijke kans krijgen om zich mentaal te vormen. Met andere woorden (kort door de bocht): dit gedrag zegt meer over de begeleiding gedurende de gehele opleiding en minder over de speler.
De trainer / coach / begeleider dienen vanaf de welpenleeftijd de spelers hierin te begeleiden, zodat spelers een eerlijke kans krijgen om zich mentaal te vormen. |
Wij zullen dan ook als trainers aan het werk moeten om de juiste competenties op mentaal gebied aan te leren en te verbeteren. Zowel in de trainingen als bij de wedstrijden zullen we steeds alert moeten zijn op het gedrag en houding van de spelers. Trainers / coaches / begeleiders moeten hun spelers hierin vooral consequent begeleiden. Het gebeurt niet vanzelf. Alleen dan kunnen we de juiste mentale kwaliteiten, die zeker in onze spelers aanwezig zijn, naar boven brengen. Iedere trainer heeft de plicht, wanneer de kennis hierin ontbreekt, deze te verwerven. Daarnaast zal hij zijn kennis over moeten dragen aan de begeleiders en ouders die deze kennis missen.
Ook wat de teamgeest betreft zullen we als trainer de hand in eigen boezem moeten steken. Om tijdens de Europese Kampioenschappen over een goed team te beschikken, zal ook aan teambuilding gedaan moeten worden. Ook binnen verenigingen zal hier aandacht aan moeten worden besteed, zodat er al een goede basis voor het vormen van een team wordt gelegd. Ook voor de verenigingsresultaten is dit van belang.
De C-trainers willen voor alle (potentiële) topsporters, vanaf ongeveer 15 jaar, het laten maken van een topsportprofiel aanbevelen. Een topsportprofiel wordt gemaakt door een sportpsycholoog (Zie VISIE 57 het artikel ‘Psychologisch profiel’ van Aad Kwakkelstein). De speler krijgt een beter beeld van zichzelf en weet aan welke mentale competenties gewerkt moet worden. Trainer en coach ontvangen aanbevelingen om de speler daarbij te ondersteunen.
Organisatie
Wij zijn als trainers de eerste verantwoordelijken in de opleiding van de spelers. Willen we Europees met de jeugd meespelen (en later bij de senioren) dan zal al tijdens de jeugdperiode (junioren) op eredivisieniveau in Nederland gepresteerd moeten worden. Een eerste vereiste om dit te kunnen bereiken is dat onze spelers zo snel mogelijk op een hoog niveau moeten kunnen trainen. De samenstelling van de trainingsgroep moet als zodanig zijn samengesteld. De benodigde aantal uren is een must. Een belangrijke voorwaarde is ook dat de begeleiding (coach, trainer, overige begeleiding) op de hoogte is van de internationale normen. Kan dat niet binnen de eigen club worden gerealiseerd, dan is het verantwoordelijk verenigingskader moreel verplicht om de speler bij een club onder te brengen die wel aan die voorwaarden voldoet. Is het binnen de verenigingen niet meer mogelijk dan zal de NTTB hierin het voortouw dienen te nemen.
Daarnaast zal het verantwoordelijke organisatorisch kader een voorwaarde scheppend beleid moeten voeren in de organisatie van wedstrijden. Er zullen wedstrijden moeten komen waar meer spelers van gelijkwaardige sterkte (ongeacht de leeftijd) elkaar kunnen bestrijden. Wedstrijden onder het niveau van een speler moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Het is beter om die tijd dan aan trainen te besteden. Trainers, coaches en ouders gaan prat op de behaalde resultaten in Nederland en dat mag. Maar trainers moeten voor spelers met hoge ambities voor uitdagende tegenstanders zorgen. De spelers zullen eveneens internationale toernooien moeten spelen. Toernooien op hoog niveau liggen bij ons naast de deur: België en Duitsland. Met andere woorden zoek gelijkwaardige of betere tegenstand op.
SLOTWOORD
De analyse en de conclusies zijn verre van compleet. Wij gaan verder met onze discussie. We zullen trachten daar regelmatig verslag van te doen, zodat ook andere trainers van onze mening op de hoogte zijn. We hopen daarmee in Nederland een discussie op gang te brengen die leidt tot een hoger spelniveau in Nederland. We spreken daarnaast de wens uit dat alle trainers die de ambitie hebben om spelers te begeleiden naar of op het internationale niveau ook bereid zijn om internationale evenementen bezoeken. Daar kan, wanneer kritisch wordt geobserveerd, veel worden geleerd.