De Vereniging Van TafeltennisTrainers (VVTT) is de belangenvereniging van en voor de Nederlandse tafeltennistrainer. Zij behartigt hun belangen, waarbij zij met name streeft naar vergroting van de kennis en vaardigheden. De  VVTT is op 18 juni 1988 opgericht.

Afleidingen in de Sport

door Mirjam Hooman (VISIE 55)
 
Afleidingen in de sport komen veelvuldig voor. Zij zijn bijzonder storend en beinvloeden de prestatie negatief. Problemen ontstaan vaak doordat de aandacht wordt afgeleid. Het onderkennen van deze afleidingen is van belang om beter te kunnen presteren. Mirjam Hooman heeft voor het behalen van het diploma Trainer-B een scriptie hierover vervaardigd. De redactie heeft in overleg met Mirjam een samenvatting van de scriptie gemaakt. Een artikel dat voor alle trainers, werkzaam in de topsport of breedtesport, interessant is om kennis van te nemen.
 
Noot redactie.
De verwijzingen naar artikelen zijn sportmomenten van enige tijd geleden. Deze zijn als bijlage aan de scriptie toegevoegd. Het is niet mogelijk om de artikelen als bijlage op te nemen of separaat toe te zenden. De redactie daagt echter de lezer uit om artikelen in de verschillende kranten en tijdschriften eens aandachtig te lezen of naar een interview te luisteren. Je zult veel afleidingen herkennen, mits je zelf niet afgeleid wordt.
 
Verantwoording keuze van het onderwerp
Voor deze scriptie heb ik gekozen voor de themagroep “Mentale training en begeleiding” omdat ik zelf ervaren heb dat dit een grote rol speelt bij sportwedstrijden. Daarom is het volgens mij belangrijk dat de trainer/coach hier kennis van heeft en dat kan toepassen. Met name heb ik gemerkt dat aandacht en concentratie heel belangrijk zijn, zowel bij wedstrijden als ook in trainingen. Vooral in wedstrijden op topniveau is de mentale toestand, waarbij de aandacht gericht is op de juiste zaken, bepalend voor winst of verlies. Verder is het concentratievermogen belangrijk tijdens trainingen, bijvoorbeeld bij het aanleren, corrigeren van technieken, het spelen van service/ontvangst oefeningen of het spelen van games. Dit wordt nog wel eens onderschat door spelers en trainers.
 
Inleiding
Tijdens een training of wedstrijd kan een sporter afgeleid worden van de uit te voeren taak. Er zijn veel voorbeelden die aangeven dat dit een negatieve invloed heeft op het resultaat van de training of de wedstrijd. Ik omschrijf eerst de begrippen die daarbij een rol spelen. Daarna wordt een overzicht gegeven van de mogelijke afleidingen in de sport, geillustreerd met voorbeelden uit kranten, tijdschriften en mijn eigen ervaringen. Om goed om te kunnen gaan met afleidingen bespreek ik eerst een aantal benodigde voorwaarden. Daarna ga ik na wat de mogelijkheden zijn om afleidingen te voorkomen of om daar op de juiste manier mee om te gaan. Omdat vooral de gedachten van de sporter zelf en zijn interne dialoog een grote bron van afleidingen zijn, leg ik daar de meeste nadruk op. Naast een aantal algemene technieken, noem ik ook wat concrete technieken uit het tennis. In het algemeen zou de mentale training zoveel mogelijk gekoppeld moeten worden aan de eigen sport en systematisch geintegreerd moeten worden in de trainingen.
 
Ik heb voor deze scriptie de volgende literatuur bestudeerd: 
  • het boek “Over scherp zijn gesproken” (in het vervolg aangegeven met [1];
  • de reader “Mentale training en begeleiding in de tafeltennissport” (aangegeven met [2]).
  • een boek over de mentale instelling bij tennis, “Innerlijk tennis in de praktijk” [3].
Dit laatste boek heb ik vooral gelezen om na te gaan of daar praktische tips gegeven worden over het omgaan met afleidingen. Verder heb ik regelmatig in kranten en tijdschriften gekeken naar voorbeelden van afleidingen. Die geef ik verder aan met [a] tot en met [k]. Ik zal regelmatig hier naar verwijzen. Zie voor verdere omschrijving de literatuurlijst.
 
Begrippen
Een korte uitleg van de belangrijkste begrippen die in deze scriptie een rol spelen.
 
  • Aandacht Aandacht is volgens van Dale’s Groot woordenboek der Nederlandse taal (in het vervolg aangeven met [4]): het opzettelijk aan of over iets denken, het vertoeven met de gedachten bij iets. Volgens [2] besteed je aandacht aan datgene waar je je het meest van bewust bent.
  • Concentratie Concentratie wordt in [4] omschreven als het samentrekken in één punt; concentratie van aandacht is een zeer gespannen op één punt gerichte aandacht. Volgens [1] hebben we “aandacht + doelstellingen = concentratie”. In [2] ligt de nadruk meer op de concentratie bij een handeling: dat is een bewustzijnstoestand waarbij het individu gedurende de gehele handeling zich bewust is van waarnemingen welke die handeling (het meest) nauwkeurig sturen.
  • Waarnemen Waarnemen is daarbij het verwerken van de zintuiglijke informatie over de omgeving waarin we ons bevinden. Relevante waarnemingen in de sport zijn die waarnemingen die voor het goed uitoefenen van de sport het meest belangrijk zijn. 
  • Afleidingen Dit zijn volgens [2] de minder relevante waarnemingen. Maar zoals we verderop zullen zien zijn er ook veel afleidende gedachten die los staan van directe waarnemingen. Daarom is ook de omschrijving in [4] geschikt: afleidingen maken dat de persoon aan iets anders begint te denken, dat de aandacht op iets anders gevestigd wordt.
 
Belang van omgaan met afleidingen
Uit veel verhalen van sporters blijkt dat het omgaan met afleidingen en het hebben van een goede concentratie heel belangrijk is. We geven enkele voorbeelden.
De coach van het vrouwenwaterpolo, Jan Mensink, geeft aan dat het enige probleem voor de komende Olympische Spelen het omgaan met druk, vele toeschouwers, etc. is. “Vooral het mentale gedeelte moet nog beter ontwikkeld worden. De mentale weerbaarheid bepaalt de kleur van de medaille [i]. “
 
Ook uit het dagboek van Bart Veldkamp [j] blijkt dat zijn problemen veelal mentaal zijn. Hij schrijft bijvoorbeeld: “Dat het niet ging was voor een gedeelte techniek maar vooral mentaal”. 
Hij legt zichzelf een zware druk op door uit te gaan van een heel snelle tijd en dat levert problemen op: “Het ging al meteen helemaal niet lekker, omdat ik te veel met die tijd bezig was”. Vergelijk het met een tafeltennisser die al drie punten vooruit denkt. Dat kan niet. Alleen het volgende punt telt, zoals alleen de volgende afzet raak moet zijn bij een schaatser. “Maar als het niet meteen lukt zoals ik in mijn hoofd heb, begin ik te denken: “baggerpoten, het gaat kloten, wat ben ik een lul”! Dit jaar heb ik dat sterker dan andere jaren. Volgens mij komt dat door mijn privé-situatie.”
 
Veel sporters geven aan dat ze problemen hebben met goed presteren als er afleidende factoren zijn. Daarnaast wordt bij successen vaak gesproken over een soort “roes’’ waarin veel (bij)zaken (supporters, rondetijden, coaches) niet meer waargenomen worden. Reinier Groenendaal noemde dit bijvoorbeeld na het gewonnen WK veldrijden. Marianne Timmer verklaarde na haar gouden Olympische race geen coach of rondetijd te hebben gezien. Schaatsers spreken na goede prestaties soms van “het rijden in een trance”. Ook [3] bevat opmerkingen van tennissers die aangeven dat ze maximaal presteren als ze “helemaal in het spel opgaan”, “in een roes spelen”, waarbij alle overbodige gedachten uitgebannen zijn. Bjarne Riis vertelt in [h] over zijn beste touretappe waarin alles vanzelf ging en hij op intuitie alles goed deed. Het zich goed kunnen afsluiten voor afleidingen lijkt dus belangrijk te zijn voor goede prestaties.
 
Tot slot noem ik nog enkele artikelen over de tennisser Raemon Sluiter die aangeven dat het omgaan met afleidingen zeker te verbeteren is. In [k] zegt Sluiter: “Tennis is vaak een keiharde confrontatie met je eigen onvolkomenheden. Je zult eerst jezelf moeten verslaan voordat je met de tegenstander in de slag kunt.” En ook: “Vroeger was ik altijd snel afgeleid. Ook slechte calls konden me heel erg beinvloeden. In de nationale competitie ergerde ik me nogal eens aan het publiek als dat vervelend was.” In [e] wordt hij geprezen om zijn onverstoorbaarheid in een recente wedstrijd en het feit dat hij zich niet laat afleiden door tegenstander of scheidsrechter.
 
Overzicht van afleidingen
Hieronder ga ik in op het onderscheid tussen niet-sportgebonden en sportgebonden afleidingen. Verder een samenvatting van sportgebonden afleidingen en mijn eigen ervaringen met afleidingen.
 
– Niet-sportgebonden afleidingen.
Hieronder vallen alle zaken die het sporten negatief kunnen beinvloeden, maar die niets met de sport te maken hebben. Bijvoorbeeld problemen met ouders of partners, verliefdheid, financiële problemen, problemen op werk of school, etc. In het dagboek van Bart Veldkamp [j] noemt hij onder andere privé-problemen als reden voor negatieve gedachten.
 
– Sportgebonden afleidingen
Voor sportgebonden afleidingen verwijs ik naar de theorie van Eberspächer die met behulp van cirkels aangeeft hoe de aandacht steeds verder verwijderd kan zijn van de kerntaak die uitgevoerd moet worden [1].
  1. Bij de eerste cirkel, die nog het dichtst bij de taak zit, gaat het om allerlei (sportgebonden) omstandigheden die de sporter kunnen afleiden.Na de bespreking van cirkel 5 geef ik een aantal voorbeelden van sportgebonden afleidingen en omstandigheden.
  2. Bij de tweede cirkel gaat het om de vergelijking “is-behoort te zijn”. Een sporter kan afgeleid zijn doordat de aandacht gericht is op de vergelijking tussen hoe hij presteert en zou kunnen presteren. Denk hierbij ook aan hooggespannen verwachtingen over de prestaties naar aanleiding van eerdere goede resultaten of goede trainingsresultaten. Tijdens de training kan de gedachte aan een komende wedstrijd en hoe de training daarvoor zou moeten verlopen een sterke afleiding zijn. Een afleidende factor is ook het streven naar perfectie dat veel topsporters kenmerkt, waardoor de sporter nooit echt tevreden kan zijn. Uit het dagboek van Bart Veldkamp [j] blijkt dat hij sterk wordt afgeleid door een extreem snelle tijd die hij van zichzelf verwacht. Arthur Ashe zei na nederlaag op Wimbledon in 1976: “Het is helemaal geen geruststellend idee dat je door iedereen als de grote kampioen gedoodverfd wordt.” (zie [3]).
  3.  Bij cirkel 3 is de aandacht is gericht op de totaalprestatie (winnen of verliezen in plaats van op het spel): zoals het winnen van de wedstrijd, het rijden van een record, etc. De darter Raymond van Barneveld lijkt bijvoorbeeld te veel met winnen en verliezen bezig te zijn [b].
  4.  In de vierde cirkel ligt de aandacht op de consequenties van de prestatie, zoals financiële consequenties, kampioenschap, plaatsing voor selecties of evenementen. Uit [a] blijkt dat een Olympisch kwalificatie toernooi zeer veel extra stress geeft die afleidt van de te leveren prestatie en dat het belangrijk om de aandacht op het spel te richten. Het gevaar is ook dat prestaties betrokken worden op de waarde van de sporter als mens, d.w.z. verlies heeft een consequentie voor hoe men zich als sporter voelt. Zie bijvoorbeeld de gedachten van Bart Veldkamp [j] als het niet loopt zoals verwacht. Ook Raymond van Barneveld’s angst om supporters te verliezen werkt negatief [b]. De druk van financiële consequenties blijkt duidelijk uit een verhaal [c] over de golfer Maarten Lafeber die aandeelhouders moet afbetalen en alleen verdient bij prestaties; onbevangen spelen is er voor hem niet bij.
  5. In de vijfde cirkel is de aandacht zeer ver verwijderd van de kerntaak doordat de sporter aandacht heeft voor de zinsvraag, d.w.z. de sporter gaat zich afvragen “wat doe ik hier”?
 
– Omstandigheden
Hieronder een aantal van de meest voorkomende sportgebonden omstandigheden waardoor de sporter afgeleid kan worden van de kerntaak.  
a. Trainer/coach
Alleen al door zijn aanwezigheid kan een trainer/coach een bron van afleidingen zijn. Bijvoorbeeld door te veel of verkeerde opdrachten te geven, afleidend schreeuwen tijdens wedstrijden, etc. Spelers kunnen ook geirriteerd worden door een verkeerde communicatie of het geheel ontbreken daarvan.
 b. Teamleden
Spelers kunnen afgeleid worden door het gedrag van teamleden, bijvoorbeeld door irritatie over onderlinge communicatie. Ook kan de onderlinge concurrentie de oorzaak zijn. Onderlinge wrijvingen binnen een team, irritatie over (vermeende) blessures van spelers of het niet worden opgesteld.
c. Tegenstander
Vreemd, opvallend gedrag van de tegenstander kan afleidend werken (en dat is soms ook precies de bedoeling van die tegenstander). Bij schaken zijn er bijvoorbeeld gevallen bekend van irritaties over rokende of etende tegenstanders. In [e] wordt de tennisser Sluiter geprezen omdat hij zich niet laat afleiden door de trucs van de tegenstander die hem uit het spel probeert te halen, o.a. door treuzelacties bij de service. Zie ook [f] waarin badmintonner Bruystens zijn tegenstander afleidt en onder druk zet door naar een andere partij te kijken waarin een teamgenoot verliest.
 d. Scheidsrechters
Irritaties over (vermeende) foute beslissingen van scheidsrechters kunnen een speler volledig afleiden van zijn taak. Overigens kunnen ook discussie van tegenstander(s) met scheidrechters de concentratie van een speler verstoren. In [k] merkt de tennisser Sluiter op dat hij zich vroeger liet afleiden door slechte arbitrale beslissingen. Maar in [e] valt op dat hij zich niet laat afleiden door voortdurende protesten van Gaudenzi bij de umpire. Er wordt ook gesproken over een eerdere ervaring van Sluiter waarin hij zich niet druk maakt om een tegenstander die een onreglementaire toiletbreak maakt.
 e. Toeschouwers
Hoewel toeschouwers ook een positieve invloed kunnen hebben (ondersteuning, zorgen voor benodigde spanning), kunnen ze ook afleidend zijn. Bijvoorbeeld door veel rumoer, (persoonlijke) opmerkingen of spreekkoren. In [k] vertelt Sluiter dat hij zich vroeger liet afleiden door het publiek en in [e] wordt de invloed van toeschouwers genoemd bij zijn partij tegen de Australiër Philippousis tijdens de Australian Open. Tijdens datzelfde toernooi ergert van Lottum zich aan toeschouwers die naar de wedstrijd op een naastliggende baan kijken. Ook het oordeel dat toeschouwers over spelers vellen kan de sporter afleiden. Met name het oordeel van ouders kan vooral bij jeugdige sporters een grote afleiding vormen. Verder kunnen eigen supporters voor afleiding zorgen. De angst om ze teleur te stellen kan een rol spelen tijdens de wedstrijd. De darter Raymond van Barneveld maakt zich na een verloren wedstrijd vooral druk om zijn populariteit bij z’n supporters, zie bijvoorbeeld [b].
 f. Pers
Zeker op topniveau kan de pers voor veel afleiding zorgen. Bijvoorbeeld door fotografen tijdens de wedstrijden. Zo wordt de golfer Maarten Lafeber kwaad op een fotograaf [c]. Ook de vele interviews kunnen afleidend werken. Bij populaire sporten valt op dat interviews steeds meer vlak voor, vlak na, of zelfs tijdens de wedstrijd plaats vinden en een steeds grotere bron van afleiding gaan vormen. Denk aan interviews met voetballers tijdens de rust en met schaatsers tussen de afstanden door. Bij recente allround kampioenschappen werd Ids Postma hiervoor afgeschermd door zijn coach Gemser, ondanks geirriteerde journalisten. Verder zien we microfoons tijdens de coaching, bijvoorbeeld bij volleybal en tennis. In [a] beschrijft tafeltennisser Trinko Keen een probleem over een radio-interview tijdens een Olympisch kwalificatietoernooi.
g. Bestuur en staf
Sporters kunnen afgeleid worden door conflicten binnen bestuur of staf, of door directe problemen met bestuur over contracten, uitbetalingen, kleding, etc. Trinko Keen beschrijft ook het belang van een goed begeleidingsteam [a].
h. Weer
Extreme of afwijkende weersomstandigheden kunnen ook een afleidende factor zijn. Denk aan grote hitte, extreme kou of wind, grote luchtvochtigheid, etc. Bijvoorbeeld, tafeltennissers kunnen zich zo ergeren aan vochtige ballen en batjes dat ze zich niet meer kunnen concentreren op de het spel. Denk ook aan de laatste WK tafeltennis in Nederland waarbij het extreem warm was in de hal en het zeer moeilijk was de concentratie vast te houden. Tijdens de Australian Open ergert van Lottum zich aan de wind (“kracht 20”) en heeft hij ook nog last van de hitte, zie[d].
i. Slecht materiaal
Slecht materiaal, zoals speelzaal, veld, ijsbaan, ballen, schaatsen, tafel, etc., is een grote bron van afleidingen. Tijdens de Australian Open ergert van Lottum zich aan zo ongeveer alles, inclusief racket en de ballen [d].
f. Vermoeidheid
Vermoeidheid (en de gedachte daaraan) kan ook voor afleiding zorgen. Maarten Lafeber wijt een concentratiegebrek aan vermoeidheid [c]. Bij topsport kan dit al snel toeslaan door lange reizen en/of weinig slaap door spanningen, zoals Trinko Keen ook opmerkt in [a].
g. Bijgeloof
Als spelers belang hechten aan bepaalde rituelen of voorwerpen dan kan de aandacht sterk afgeleid zijn als dit verstoord wordt.
 
De innerlijke dialoog
De laatste vier cirkels van Eberspächer gaan vooral over de afleiding door eigen gedachten van de speler. Dit is ook het uitgangspunt van [3]: “De grootste tegenstander is een tegenstander die in je eigen hoofd zit. Onze denkende geest is eigenlijk het grootste obstakel op weg naar volledige ontplooiing van onze mogelijkheden.” Er worden in [3] veel herkenbare innerlijke obstakels genoemd. Een aantal punten die bij het tennis een rol spelen, maar zeker ook voor andere sporten gelden zijn:
 
  • Angst, om fouten te maken, om af te gaan, om zelfrespect te verliezen.
  • Gebrek aan zelfvertrouwen, geen geloof in eigen kunnen of bepaalde slagen.
  • Zelfveroordeling, kritiek op eigen slagen, schuld snel aan zichzelf geven.
  • Te veel moeite doen, te gespannen, te veel forceren.
  • Perfectionisme, nooit tevreden zijn, het nooit goed genoeg vinden.
  • Kwaad worden, op zichzelf, de tegenstander, coach, scheidsrechter, de wind.
  • Verwachtingen, te hoog of te laag, van zichzelf of van anderen.
 
In het algemeen wordt de reactie op een gebeurtenis bepaald door de manier waarop die wordt waargenomen. Voor tennis is bijvoorbeeld een goede visuele waarneming van groot belang. De speler ziet een bal die via een bepaalde baan op hem af komt, hij handelt door een bepaalde slag, en neemt waar hoe de bal weer van hem afgaat met een bepaalde baan. Veel problemen ontstaan doordat de waarneming vertroebeld wordt door eigen gedachten. Een voorbeeld is de “Ojé-ervaring”; de speler denkt bijvoorbeeld “Ojé, daar heb je weer zo’n vervelende diepe bal op mijn backhand.”, gaat verkrampen, neemt niet meer goed waar wat er gebeurt en heeft de bal in zijn geest al gemist voor de slag gemaakt is. De geest geeft dus een vertekend beeld van de bal die op de speler af komt. Ook de waarneming van het effect van de eigen handeling (hoe vertrekt de bal, met welke baan, waar komt hij precies terecht) is vaak slecht doordat er te snel beoordeeld of veroordeeld wordt in termen van goed/slecht of in/uit. Er wordt niet meer gezien hoe ver in of uit de bal was, hoe de baan van de bal precies was, etc. Daardoor is er geen goede feedback op de handeling en wordt het ervarings- en leerproces verstoord. Ook het zelfbeeld wordt bepaald door de manier waarop we gebeurtenissen zien. Volgens [3] heeft niets zo’n grote invloed op het leer- en prestatievermogen als het zelfbeeld van de speler.
 
Bovenstaande sluit overigens aan bij opmerkingen in [1] en [2] dat het richten van de aandacht negatief beinvloed wordt door het te veel controleren van de bewegingen en het proces van oordelen.
 
Eigen ervaringen met afleidingen
In het algemeen vond ik de afleidende gedachten die in [3] gegeven worden voor tennis ook heel herkenbaar voor mijn tafeltenniswedstrijden. Ik had vooral last van gedachten aan het oordeel van anderen, met name ook het oordeel van mijn vader. Ook de pers was voor mij zeer afleidend; ik vond het niet prettig zo in de schijnwerpers te staan en overgeleverd te zijn aan het oordeel van anderen. Door krantenartikelen worden verwachtingen geschapen bij een groot publiek waaraan ik dacht te moeten voldoen. Ook mijn streven naar perfectie en hoge verwachtingen waren een belemmering bij het onbevangen spelen. Na de gewonnen Top-12 was het bijvoorbeeld moeilijk omgaan met gedachte dat ik dit hoge niveau ook verder zou moeten waarmaken. Verder was het een probleem om de prestatie niet te veel te verbinden aan mijn gevoel voor eigenwaarde. In het algemeen had ik weinig problemen met belangrijke consequenties van wedstrijden, dat was juist vaak een stimulans om extra goed te presteren. Ik was meestal niet afgeleid door zaken waar ik toch niets aan kon doen, zoals slecht materiaal of omstandigheden. Daarin kon ik gemakkelijk in berusten, omdat iedereen daar last van heeft. Wel werd ik soms afgeleid door het gedrag en de houding van mijn teamgenoten. Ook de conflicten met bestuur en bondscoaches werkte voor mij afleidend.
 
Oplossingen voor afleidingen
Ik zal in dit hoofdstuk eerst ingaan op de voorwaarden die nodig zijn om goed om te kunnen gaan met afleidingen. Daarna geef ik kort enkele mogelijkheden aan voor het omgaan van niet-sportafleidingen en omstandigheden. De meeste aandacht besteed ik aan het omgaan met afleidende gedachten. Ik heb mij hierbij vooral laten leiden door [1] en [2] en aangevuld met informatie uit [3].
 
– Voorwaarden
De volgende voorwaarden zijn belangrijk om goed om te kunnen gaan met afleidingen:
  • Bewustwording Via gesprekken met trainer/coach kan de speler bewust gemaakt worden van het bestaan van afleidingen. Het bespreken van de cirkels van Eberspächer kunnen eveneens een rol spelen om zich bewust te maken in hoeverre de aandacht afgedwaald kan zijn van de kerntaak. In [3] is eveneens een hoofdstuk gewijd aan bewustwording: de essentie van het innerlijk spelleerproces is “bewustzijn verruimen”. De nadruk ligt daar op wat genoemd wordt “lichaamsbewustzijn”; niet zozeer verstandelijk analyseren maar in de praktijk aanvoelen wat er met het lichaam gebeurt.
  • Motivatie Enkele methoden om de motivatie te beinvloeden:
    • Succes en falen toeschrijven aan interne zaken als eigen bekwaamheid en inzet, en niet aan de moeilijkheid van de taak of aan toeval.
    • Het hebben van goede doelstellingen; een voornemen om een uitdagend, haalbaar doel te gaan bereiken. Het willen bereiken van een doel zorgt er onder andere voor dat de aandacht goed gericht is. Belangrijk is wel dat de doelstelling goed is, d.w.z. specifiek genoeg, haalbaar in redelijke tijd, en vooral niet te veel op gericht op resultaten die niet alleen van de speler afhangen (bijvoorbeeld winnen of verliezen). Ook hier kan de trainer/coach (eventueel via een vragenlijst) de sporter bewust laten zijn van de doelstellingen en die eventueel bijsturen tot goede doelstellingen. Ook in [3] is er aandacht voor de innerlijke motivatie, de wil om te winnen, en het hebben van goede doelstellingen. Belangrijk daarbij zijn: bewustwording van de huidige situatie, weten waar je naar toe wilt, innerlijke obstakels laten varen en onnodige doelstellingen opgeven.
  • Gedrevenheid, doorzettingsvermogen en plezier Dit wordt ook wel intrinsieke motivatie genoemd. Dit is vooral belangrijk als tegenwicht tegen extrinsieke motivatie in de vorm van beloningen, die vaak een belangrijke afleiding vormen. Externe beloningen (bekers, geld, kleding, ..) verminderen vaak de intrinsieke motivatie. Door interne gedrevenheid en plezier in de sport worden beloningen op een goede manier geinterpreteerd. Ook in [3] wordt benadrukt dat het plezier hebben in de sport belangrijk is; hoe meer plezier, des te beter ga je spelen. Ook wordt gewezen op het gevaar van de overgang van het spelen voor innerlijke beloningen naar het spelen voor uiterlijke beloningen. Wanneer spelers uit zijn op uiterlijke beloningen vergeten ze de zin van het spelen in het algemeen. Het gaat alleen nog maar om winnen van prijzen en eer. Er vindt geen leerproces meer plaats, er wordt niet met plezier gespeeld, de zenuwen gaan parten spelen en het spelniveau daalt. De directe omgeving van de sporter, coach, trainer, ouders, etc., moeten dus voorzichtig zijn met beloningen voor successen en vooral nadruk leggen op de intrinsieke motivatie.
 
– Omgaan met niet-sportgebonden afleidingen en omstandigheden
Het omgaan met niet-sportgebonden afleidingen wordt ook wel het vrijmaken van de aandacht genoemd. Door middel van goede doelstellingen kan de aandacht op de sport gericht worden. Eventueel kan geprobeerd worden om iets aan de oorzaken te doen, zoals gesprekken met ouders, afstemming met school, vrijmaken van grote werkdruk, etc. Ook wat de afleidende omstandigheden betreft zijn er soms mogelijkheden om wat aan die omstandigheden te doen. Goede afspraken en een open communicatie met de trainer/coach en teamleden zijn van belang voor (a) en (b): (zie hoofdstuk ‘Omstandigheden’). Ook technieken voor teambuilding kunnen onderlinge irritaties bespreekbaar maken en zoveel mogelijk voorkomen. Net zo zijn afleidingen door bestuur en staf (g) vaak te voorkomen door goede afspraken en communicatie. Voorkom dat de sporter persoonlijk te veel betrokken raakt bij conflicten; laat zijn belangen verdedigen door een vertrouwde begeleider. Ook kan de begeleiding van een speler zorgen voor het stroomlijnen van de contacten met de pers (f) en mediatraining kan helpen om daar beter mee om te kunnen gaan. Vermoeidheid (j) kan vermeden worden door een goede trainings- en wedstrijdplanning en medische begeleiding.
 
Het is mogelijk om in de training te leren om te gaan met slechte omstandigheden die voor afleiding zouden kunnen zorgen. Denk bijvoorbeeld aan oefenwedstrijden met afleidende geluiden (bijvoorbeeld het lawaai nabootsen van toeschouwers (e)). Ook trainingen en wedstrijden met slecht materiaal (i) of extreme weersomstandigheden (h) kunnen de speler leren om zich op de juiste zaken te concentreren.
 
– Omgaan met afleidende gedachten
Het is al eerder opgemerkt dat de gedachten van de sporter zelf vaak het grootste probleem vormen. Hieronder een aantal technieken om met deze afleidingen om te gaan:
  • Ontspanning Ontspanningstechnieken. Eerst moet wel vastgesteld worden welke techniek bij de sporter aanslaat. In [1] worden goede ervaringen aangegeven met progressieve relaxatie waarbij het gaat om het bewust aanspannen en ontspannen van spiergroepen.
  • Verbeelding Hierbij gaat het om het ervaren (zien, ruiken, horen, voelen, …) van acties of bewegingen door er aan te denken.
  • Gedachtecontrole Het belangrijkste hierbij is om door zelfspraak de aandacht te richten op de meest relevante waarnemingen binnen de sport. Hulpmiddel bij gedachteverandering is eventueel het 4g-schema van Ellis [1]). Bij een gebeurtenis worden gedachten, gevoelens en gedrag genoteerd om ze te kunnen verbeteren in nieuwe gedachten en daarmee ook nieuwe gevoelens en nieuw gedrag. Het basisidee van dit schema sluit aan bij [3], namelijk dat het niet de gebeurtenissen zelf zijn die mensen uit hun evenwicht halen, maar de manier waarop ze gezien of ervaren worden.
 
Volgens [3] gaat het vooral om het winnen van de “innerlijke wedstrijd”. Er worden twee basisprincipes genoemd om die wedstrijd te kunnen winnen:
I. Vertrouw je lichaam.
Schep vertrouwen in het lichaam. Ontdek dat het lichaam zelfstandig, zonder voortdurende instructies van de geest, kan spelen en leren. Pas als lichaam en intuitie niet langer gestoord worden door de bewuste, denkende geest, kunnen we tot ontplooiing brengen wat er in ons aanwezig is.
II. Het tot rust brengen van de geest.
Onze geestelijke rust bepaalt de mate waarin we onze lichamelijke capaciteit tot uitdrukking kunnen brengen. Door de geest tot rust te brengen kan onze geest zich richten op wat werkelijk van belang is.
 
In [3] staan ook een aantal concrete tennisoefeningen om die principes te trainen. Een aantal voorbeelden:
  • “stuit – slag”: hele eenvoudige oefeningen, bijvoorbeeld om “stuit” te roepen wanneer de bal de grond raakt en “slag”als bal het racket raakt. Deze oefening wordt gebruikt om de Ojé-ervaring (zie hoofdstuk ‘De innerlijke dialoog”) te overwinnen door het richten van de geest op wat werkelijk plaats vindt;
  • “geef de plek aan”: schatten op welke afstand van de eindlijn de bal stuitert (zonder dat van belang is of de bal in of uit is). Als variant: hoe hoog gaat de bal over het net. Hierbij wordt het onbevooroordeeld observeren van het resultaat van een handeling beoefend;
  • “baan kijken”: letten op de verschillende banen die de bal door de lucht beschrijft. Deze oefening kan gebruikt worden om de concentratie te oefenen, de verveling te verdrijven en het plezier terug te krijgen;
  • “met de bal meegaan”: dit is een gevorderde variant van de vorige oefening waarbij je als het ware op de bal klimt en met hem meegaat. Voel de zwaartekracht, de veerkracht van het racket, etc.
 
Verder beschrijft [3] vier fasen die leiden tot een toestand van ontspannen concentratie:
  1. Zelfdiscipline kweken om ergens aandacht aan te besteden. Bijvoorbeeld door “stuit – slag” en “geef de plek aan” oefeningen.
  2. Gerichte aandacht ergens aan besteden; de geest moet aangetrokken worden tot datgene waar je de aandacht op richt. Dit moet niet geforceerd gebeuren, anders gaat niet alleen de geest maar ook het lichaam verkrampen.
  3. In beslag laten nemen van de aandacht; het is de bedoeling om je ergens zo in te verdiepen dat het moeilijk wordt om de aandacht ergens anders op te richten. Bijvoorbeeld bij het goed uitvoeren van de oefening “baan kijken” wordt de speler niet meer afgeleid door rare geluiden (fotografen) of bewegingen. Soms ervaren spelers ook dat de bal groter lijkt of langzamer lijkt te gaan.
  4. Ontspannen concentratie; de “roes” of “trance” waar veel sporters het over hebben. Ze hebben het gevoel dat er geen scheiding meer is tussen zichzelf en datgene wat ze ervaren. De geest is in een staat van totale rust. Een oefening hierbij is het “met de bal meegaan”.
 
Eigen ervaringen
Voor mij persoonlijk was gedachtecontrole het meest belangrijk. Grootste probleem was dat ik de oorzaken voor slecht spel of verlies voornamelijk aan mezelf toeschreef, ook al was dat lang niet altijd terecht. Het eindresultaat betrok ik helemaal op mezelf en bepaalde hoe ik mezelf als mens zag. Afleidende omstandigheden als slecht materiaal, tegenstander, scheidsrechter, etc., speelden mede daardoor geen enkele rol bij mij. Het belangrijkste was de zaak wat te relativeren, wat minder belangrijk te maken. De beste oplossing daarvoor was een gesprek met de coach een aantal uur voor de wedstrijd waarin de aandacht op de juiste manier gericht werd. Ook konden dan mijn hoge verwachtingen wat getemperd worden en was er wat tegenwicht tegen mijn perfectionistische instelling. Dit gesprek was voor mij soms belangrijker dan de aanwezigheid van de coach bij de wedstrijd. Als de aandacht eenmaal goed gericht was, waren er verder weinig zaken meer die me nog konden afleiden.
 
Conclusie
De bestudeerde literatuur [1,2,3] was in het algemeen heel geschikt voor het onderwerp van deze scriptie. Het op de cursus uitgereikte materiaal [1,2] geeft vooral een goede theoretische achtergrond en systematische behandeling van afleidingen en wat daar aan te doen is. Ik vond het vooral goed voor de bewustwording van de verschillende soorten afleidingen en heb hier veel van kunnen gebruiken. Het omgaan met afleidingen vond ik af en toe wat theoretisch. Het nut van afzonderlijke ontspanningsoefeningen is vaak niet direct duidelijk en daardoor is dit moeilijk consequent op te brengen voor de meeste sporters (die hun motivatie vaak uit het spelplezier halen). Ook is niet altijd duidelijk of de technieken dan ook in de wedstrijdsituatie met alle bijbehorende stress toegepast zullen worden. De voorbeelden van zelfspraak om irrationele gedachten te veranderen (“ik hoef niet te eisen dat ik perfect ben”) en de omgeving te negeren (“ik vergeet de anderen …”, “ik kan niet het hele team op mijn schouders dragen …”) vond ik niet zo overtuigend. Het is meestal moeilijk om bewust te proberen ergens niet aan te denken.
 
Omdat ik toch vooral in het mentale aspect van tafeltennis geinteresseerd ben heb ik ook naar een boek over de innerlijke zelfspraak bij tennis gekeken. De voorbeelden van afleidende gedachten zijn zeker ook voor tafeltennissers herkenbaar. Het boek geeft nauwelijks theorie en is ook niet zo systematisch, maar heeft concrete oefeningen voor het richten en vasthouden van de aandacht. Belangrijk vind ik vooral dat er concrete oefeningen zijn om dit tijdens de tennistrainingen te oefenen. Dit sluit aan bij mijn idee dat je mentale training liefst direct en consequent moet koppelen aan de sporttrainingen. De tennisoefeningen uit [3] zijn bijvoorbeeld vrij eenvoudig te vertalen naar tafeltennisoefeningen.
 
Verder was het opvallend makkelijk om voorbeelden van afleidingen te vinden in kranten en tijdschriften. Daaruit blijkt wel dat het omgaan met afleidingen een grote rol speelt in de topsport.
 
In het algemeen heb ik geleerd dat het erg persoonlijk is waar een speler door afgeleid wordt. Dat betekent dat het heel belangrijk is dat een speler en zijn coach/trainer/begeleider weten waar het probleem van afleidingen precies ligt, zodat naar een geschikte oplossing gezocht kan worden. Die kan dan bestaan uit een combinatie van het voorkomen van afleidingen door omstandigheden, het wennen aan bepaalde omstandigheden en/of een betere controle over de gedachten.
 
Literatuur
[1] R. Schuijers. Over scherp zijn gesproken, beter sporten onder druk. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1997.
[2] R. Schuijers. Reader “Mentale training en begeleiding in de tafeltennissport”, NTTB, 1997.
[3] W.T. Gallwey, Innerlijk tennis in de praktijk, vertaling van “Inner tennis: playing the game”, De Kern, Baarn, 1987.
[4] van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal, 1984.
 
Artikelen
[a] Keen’s colum, Trinko Keen, TafelTennisMagazine (TTM), 15e jaargang, nr 10 december 1999/januari 2000.
[b] Barney’s wraak blijft uit, Priscilla Godschalk, Spits, 7 februari 2000.
[c] “Als ik niet presteer, heb ik geen rooie cent”, Volkskrant, 9 februari 2000.
[d] Tennissers ziek naar huis, ANP, Spits, 19 januari 2000. Zie ook: Eerst een ingeslikte vlieg, daarna de hitteklap. Volkskrant, 19 januari 2000.
[e] Jonge Sluiter onverstoorbaarheid zelve, John Volkers, Volkskrant, 18 januari 2000. 
[f] Audina brengt Velo op weg, Bruijstens maakt het af, Nol de Vries, Spits, 31 januari 2000.
[g] Oranjebitter, Hans Vandewegge, Sport International, februari 2000.
[h] Bjarne Riis: op weg naar het einde. Sport International, maart 2000.
[i] “Zilver zou een teleurstelling zijn”, Joost de Jong, Sport International, maart 2000.
[j] “Vechten met mezelf”, Bart Veldkamp en Maarten Scholten, Sport International, maart 2000.
[k] Bijdehandje, Coen Vermeer, Sport International, maart 2000.