door Rico Schuijers (VISIE 53)
Rico Schuijers kunnen we bijna zien als een vaste medewerker van VISIE. Steeds weer kunnen we geheel vrijblijvend een beroep doen op zijn professie als sportpsycholoog. Dankbaar maak de redactie gebruik van zijn ervaringen opgedaan in vele takken van sport en de begeleiding van (inter)nationale sporters. Ditmaal heeft de redactie hem gevraagd zijn licht eens te laten schijnen over het thema motivatie. Een belangrijk onderwerp, omdat wij trainers hiermee dagelijks worden geconfronteerd. Alleen al dit gegeven moet voor elke lezer de uitdaging zijn om dit artikel met veel belangstelling te lezen. |
‘Ik heb er geen zin meer in’, ‘ik kan beter stoppen als het zo doorgaat’, ‘moeten we nou alweer trainen?!’ zijn voorbeelden van uitspraken die te maken hebben met motivatie. Iedere voetbaltrainer heeft ze wel eens gehoord en waarschijnlijk past er ook meteen het gezicht van een speler bij. Over het belang van motivatie hoeven we het niet meer te hebben. Motivatie is echter een zeer complex begrip dat daardoor de neiging krijgt om te simpel te worden voorgesteld. Bij motivatie geldt de vraag: ‘waarom doen mensen wat ze doen?’. Elk gedrag dat een mens uitvoert wordt gestuurd door motieven. Deze motieven ontwikkelen zich met leeftijd en ervaring. De uitdaging bij het fenomeen motivatie is:
Hoe zorg ik ervoor dat mijn spelers hun gedrag veranderen, hetzij hun prestaties in trainingen en wedstrijden, hetzij ander (sociaal) gedrag?
Het gaat daarbij om het feit dat je de spelers wil helpen met de kwantiteit van hun gedrag (bijvoorbeeld meer conditietraining), de kwaliteit van hun gedrag (bijvoorbeeld betere balcontrole) en de richting van het gedrag (bijvoorbeeld op tijd komen, stoppen of schelden).
Om motivatie te beinvloeden gebruiken coaches verschillende benaderingswijzen. Eerst wordt er een aantal gangbare, maar niet effectieve manieren besproken. Niet effectief wil niet zeggen dat deze manier nooit gebruikt mag worden. Maar als het de enige manier van motiveren is dan schiet het tekort.
DE EZEL-METHODE
In deze visie zijn een mens en een ezel gelijk. Dat wil zeggen: de trainer beschouwt zijn spelers als koppig en stom. Een speler wil per definitie niet doen wat de trainer wil en heeft geen eigen inbreng in de oefeningen of tactiek. De enige manier om ze aan het werk te zetten is door middel van een wortel (belonen) of een stok (straffen). Het straffen gebeurt in de vorm van schreeuwen, vloeken, vernederen, slaan en andere vormen van fysiek of psychisch misbruik. Het belonen door middel van privileges, overdreven aandacht op de trainingen (bijvoorbeeld vaker dan de anderen meerballen training), meer vergoeding en andere vormen van paaien.
DE OOIEVAAR-METHODE
De ooievaar-methode In deze visie beschouwt de trainer zich als de leverancier van motivatie zoals een ooievaar een kindje brengt. De trainer heeft de motivatie om te winnen en probeert die over te brengen op zijn spelers, vaak door mooi te praten in overweldigende peptalks. De spelers hebben hierbij de functie dat zij het instrument, het middel zijn voor de trainer om te laten zien dat hij een goede trainer is. De spelers worden dan misbruikt of gebruikt.
OORZAAK-GEVOLG-OMKERING
‘Belangrijk voor de motivatie is dat de organisatie goed is en er vertrouwen is in de spelers.’ Veel succesvolle trainers geven aan dat deze zaken en andere (rand)voorwaarden nodig zijn om goed gemotiveerde spelers te verkrijgen. Bovengenoemde zaken en andere randvoorwaarden kunnen de actiebereidheid verhogen (bijvoorbeeld het werken voor elkaar in een team), maar echt gemotiveerd is iemand die ondanks slechte randvoorwaarden ervoor gaat. Motivatie is (komt) eigenlijk altijd het eerst en niet pas als er aan een aantal randvoorwaarden voldaan is. "Pas als ik weet dat ik in het eerste speel en dat ik regelmatig nieuwe rubbers voor mijn bat krijg en dat ik een contract heb en dat de trainer vertrouwen in mij heeft en dat ik thuis word opgehaald voor de uitwedstrijden, pas dan ben ik gemotiveerd". Dat kan dus niet.
MOTIVATIONAL PACKAGE
Sommige trainers maken gebruik van een ‘motivational package’. Ze kopen boeken en huren mensen in, die zichzelf sportpsycholoog of mentale trainer of – nog erger – motivational trainer noemen in de hoop dat de speler en/of de trainingsgroep (weer)gemotiveerd raakt. De trainer kan en mag dit echter niet uit handen geven. Hij is zelf veel te belangrijk en speelt een te grote rol om de motivatie van de spelers te behouden of weer op te roepen. Als er een motivatiedip is zou de trainer eerst zelf moeten kijken wat er aan de hand is. Ga eens na of misschien:
- de doelen te hoog zijn gesteld;
- de speler of het team lijdt onder de verwachtingen van buitenaf;
- de (groeps)sfeer niet goed is;
- etc.
Deze zaken kan een trainer zelf oplossen. Je moet er niet iemand bij gaan roepen die je spelers moet gaan motiveren. Een gekwalificeerde sportpsycholoog of mentale trainer zal nooit een peptalk geven. Hij of zij kan echter wel een bijdrage leveren aan het oplossen van de motivatiedip door de oorzaken te achterhalen en daar aan te werken.
SPELERS KIEZEN
Een laatste simpele manier om overzicht te krijgen over de motivatie van je sporters is om alleen maar spelers te kiezen die denken zoals jij en die jou een goede trainer vinden. Zij dienen het programma te steunen en loyaal te zijn aan de teamgenoten. Dit kan betekenen dat spelers die niet toegewijd zijn aan jou, je programma of de teamgenoten, uit het team of uit de trainingsgroep worden gezet. Een definitie van motivatie zou dan kunnen zijn: ‘een manier vinden om spelers activiteiten te laten doen die ze niet uit zichzelf zouden doen’. Er heerst dan een sfeer van straffen waarbij de speler het gevoel krijgt dat als hij een bepaald gedrag niet uitvoert, hij uit het team (trainingsgroep) zal worden gezet. Dat voelt voor spelers teveel als een verplichting. Als gevolg zullen ze ongemotiveerd in de zaal staan omdat ze er niet voor 100 % achterstaan.
ONTWIKKELING VAN MOTIVATIE
Bovenstaande methoden worden vaak in de sport toegepast. Ze zijn echter niet vaak effectief. Ze gaan er namelijk van uit dat de motivatie er bij spelers van buitenaf ingebracht moet worden. Of dat ze met extra geld (het krijgen van gratis rubbers) in het vooruitzicht harder gaan trainen en beter gaan tafeltennissen. Dit is allemaal niet waar. Motivatie komt van binnenuit. De liefde voor het tafeltennis en het plezier dat een speler eraan beleeft is (zou) de basismotivatie (moeten zijn). De basismotivatie kan in het gedrag worden gezien aan de toewijding. Voor spelers die bijvoorbeeld topsport willen bedrijven betekent toewijding keuzes maken voor het tafeltennis en afzien van andere af- en verleidingen, zoals uitgaan, friet eten, veel drinken, etc. Een toegewijde speler heeft een goede intrinsieke motivatie.
De motivatie ontwikkelt zich door de tijd heen. Er zijn drie fasen in de ontwikkeling: erbij horen, zich onderscheiden en zich ontwikkelen.
Erbij horen
De mens is zonder andere mensen geen ‘mens’. De mens heeft anderen nodig om zich veilig te voelen. Je voelt je veilig als anderen je herkennen en accepteren in hun omgeving. Acceptatie en herkenning voelen we als waardering van anderen.
Zich onderscheiden
Iemand die geaccepteerd wordt door andere mensen wil anders en beter zijn dan de mensen die hem geaccepteerd hebben. Anders zijn geeft een gevoel van eigenwaarde. Eigenwaarde is weten wie je bent en jezelf durven zijn. Zich onderscheiden is het streven naar erkenning en respect van anderen.
Zich ontwikkelen
Ieder mens streeft naar zelfstandigheid en onafhankelijkheid. Dit is de eigen wil om de eigen capaciteiten te ontwikkelen, onafhankelijk van wat anderen ervan vinden. Het zich ontwikkelen is het persoonlijk voordeel.
Ook uw eigen carriere als trainer doorloopt deze motivatie verandering. Als u net komt kijken zoekt u acceptatie en herkenning bij collega’s. Vervolgens wilt u zich onderscheiden door eventueel nieuwe dingen in de trainingen in te brengen of met nieuwe tactieken te werken. U bent dan op zoek naar erkenning en respect van collega-trainers. In het laatste stadium hebt u al veel ervaring en streeft u er naar om een eigen stijl van trainen te ontwikkelen en te werken naar zelfstandigheid en onafhankelijkheid. Uw positie ten opzichte van besturen, spelers, collega’s zal dan ook anders worden.
Bij alle gedragingen die een speler doet, spelen deze drie motieven mee. Belangrijk voor een trainer is dat hij inzicht heeft in welk motief op dat moment het meest belangrijk is. Alleen een trainer die de motieven van zijn spelers kent kan die motivatie aanspreken. De speler heeft een motief en de trainer speelt daar op in. De speler wordt daardoor gemotiveerd om actie te ondernemen. Voor beginnende spelers is herkenning en acceptatie het belangrijkste motief. Gevorderde tafeltennissers willen zich onderscheiden. Een toptafeltennisser wil zijn capaciteiten ontwikkelen.
BEiNLOEDEN VAN MOTIVATIE
De vraag die een trainer zich (hopelijk) vaak stelt is: "Hoe kan ik de motivatie van mijn spelers beinvloeden"? De eerder besproken methoden zijn grotendeels niet effectief. Maar hoe moet het dan? Uit onderzoek van de psycholoog Weiner in de jaren ’70 blijkt dat het antwoord dat een speler geeft nadat hij succes heeft gehad of gefaald heeft een enorme invloed op de motivatie heeft. Als u bijvoorbeeld vroeger voor wiskunde een 8 voor een proefwerk hebt gehaald kunt u zich de volgende vraag stellen: "Hoe komt het dat ik een 8 heb gehaald"? Uw antwoord kunt u aan het einde van dit artikel vergelijken. Het antwoord dat gegeven wordt na het leveren van een prestatie heet een attributie. Succes en falen worden voornamelijk toegeschreven ("geattribueerd") aan vier factoren, te weten bekwaamheid, inzet, taakmoeilijkheid en toeval (geluk of pech).
STABIEL | INSTABIEL | |
intern | bekwaamheid | inzet |
extern | taakmoeilijkheid | toeval(geluk/pech) |
Van deze vier worden bekwaamheid en inzet gezien als intern (de persoon zelf heeft er controle over) en taakmoeilijkheid en toeval als extern (buiten iemands controle). Bekwaamheid en taakmoeilijkheid worden gezien als stabiele factoren en inzet en toeval als instabiele. Als falen wordt toegeschreven aan weinig bekwaamheid (‘ik kan het niet’) kun je niet verwachten dat die speler in de toekomst wedstrijden met meer zelfvertrouwen en meer motivatie zal gaan spelen. Spelers die falen toeschrijven aan een gebrek aan inzet zullen echter meer hun best gaan doen. Deze verschillende attributies beinvloeden de motivatie.
Het attributieproces heeft belangrijke implicaties voor het beoefenen van tafeltennis en sport in het algemeen. Winnen of verliezen is voor de betrokkenen heel belangrijk, zo niet het belangrijkste. Dus het bestuderen van attributies voor winnen of verliezen geeft de trainer mogelijkheden om de motivatie bij spelers te onderzoeken. Spelers maken attributies op basis van resultaat. Winnen wordt vaak toegeschreven aan bekwaamheid en inzet; verliezen aan toeval, taakmoeilijkheid en soms bekwaamheid of inzet.
Uit onderzoek blijkt dat spelers die constant verliezen of winnen dit toeschrijven aan stabiele factoren zoals bekwaamheid. In het geval van succes werd dit toegeschreven aan een hoge bekwaamheid en bij falen aan een lage bekwaamheid. Succes dat wordt toegeschreven aan interne en stabiele factoren zoals bekwaamheid zorgt ervoor dat die speler nog beter zijn best gaat doen om meer te bereiken. Constant falen kan ertoe leiden dat sporters zichzelf als onbekwaam beschouwen en daarom minder geneigd zullen zijn door te gaan. De motivatie wordt dan negatief beinvloed. Deze laatste groep zal dan ook eerder stoppen met de (wedstrijd)sport. Nieuw onderzoek van Roberts & Pascuzzi eind jaren ’70 wees uit dat er 11 factoren waren. Dat zijn de reeds genoemde vier factoren plus de navolgende zeven:
- teamwork ("ze moedigen me vanaf de bank niet aan");
- psychologische factoren ("ik stond teveel onder druk" (angst);
- training ("ik heb (of we hebben) van tevoren niet goed kunnen trainen");
- "uit vorm zijn";
- coaching ("de coach gaf geen duidelijkheid");
- scheidsrechters ("hij had de pik op mij");
- en een "overige" categorie.
Als u luistert naar de antwoorden die sporters (tafeltennissers) geven over waarom een wedstrijd gewonnen dan wel verloren is gegaan zal bijna altijd één van de bovenstaande attributies worden genoemd. Succes en falen zijn psychologische gemoedstoestanden gebaseerd op de eigen waarneming van spelers waarom ze hadden gewonnen of verloren. Maar al te vaak wordt er door de trainers en anderen naar het resultaat gekeken. Een uitspraak die een negatieve invloed heeft op de motivatie van spelers voor de volgende wedstrijd is bijvoorbeeld: "We hebben vandaag slecht gespeeld maar het resultaat vergoedt veel".
Onderzoek naar attributies heeft consequenties voor trainers. Het is belangrijk om de motivatie van de spelers te achterhalen. Hoewel spelers niet altijd bewust attributies maken als ze winnen of verliezen geven ze wel nagenoeg dezelfde antwoorden als je er naar vraagt.
De motivatie bij spelers is als volgt te beinvloeden:
- Spreek de speler aan op zijn motivatie die op dat moment belangrijk is in zijn ontwikkeling.
- Luister goed naar welke antwoorden de spelers geven na goede en na slechte wedstrijden. Denk erom: succes is niet hetzelfde als winnen en falen is niet hetzelfde als verliezen. (Met 11-9 in de beslissende 5e game winnen van een speler die twee klassen lager speelt is immers ook falen).
- Leg aan de spelers uit om uitspraken te doen die een positieve invloed hebben op de motivatie.
- Als de doelen en verwachtingen vanuit de leiding (club en/of trainersstaf) te hoog zijn beinvloedt dat de motivatie van de spelers negatief. Ze zullen te ‘gemotiveerd’ zijn waardoor ze te gespannen worden en angst de boventoon gaat voeren. Dan speelt het team (de speler) niet zoals het zou kunnen.
P.S. Waarom had u een 8 voor wiskunde? Snapte u het (bekwaamheid), had u er hard voor geleerd (inzet), waren het makkelijke sommen (taakmoeilijkheid) of had u gewoon geluk bij het invullen (toeval)?