De Vereniging Van TafeltennisTrainers (VVTT) is de belangenvereniging van en voor de Nederlandse tafeltennistrainer. Zij behartigt hun belangen, waarbij zij met name streeft naar vergroting van de kennis en vaardigheden. De  VVTT is op 18 juni 1988 opgericht.

De lichaamshouding en het voetenwerk bij de FH-service uit BH-hoek

door Titus Damsma (VISIE 51)

Titus Damsma, trainer bij de tafeltennisvereniging GTTC uit Groningen, geeft in dit artikel inzicht in de variaties van de lichaamshouding en het voetenwerk bij de service. Hij heeft dit gedaan door van enkele toppers een video analyse te maken. Zij blijken tijdens en kort na de service de voetenstand en de lichaamshouding te variëren. Deze varianten worden in dit artikel stap voor stap besproken. Daarna wordt kort ingegaan op de invloed van de hoogte van het opgooien van de bal op de lichaamshouding en het voetenwerk tijdens de service.

Tegenwoordig wordt er tijdens de training terecht veel aandacht aan de service besteed. Het is normaal wanneer er binnen de training structureel tijd voor wordt vrijgemaakt. Spelers leren verschillende services aan en proberen zoveel mogelijk spin en spinvariatie aan de bal te geven. Trainers geven aanwijzingen over de slagtechniek, de manier van raken en over de camouflage binnen de slagbeweging. Waar doorgaans echter minder aandacht aan wordt gegeven is de lichaamshouding en het voetenwerk voor de eerste bal. De lichaamsbalans en een snel en correct voetenwerk bepalen onder meer de tijd die de serveerder heeft voor het spelen van de volgende bal. En in het moderne tafeltennis is tijd één van de belangrijkste prestatiebepalende factoren. Toch zie je nog regelmatig spelers die een sterke service laten volgen door een gebrekkige en trage gang naar de basispositie en hierdoor het voordeel van de service goeddeels verliezen.

Om de lichaamshouding tijdens de service en het voetenwerk na de service naar de basispositie te analyseren heb ik enkele videobeelden bekeken. Ik zal me beperken tot de fh-service uit de bh-hoek. Ik zal steeds aan de hand van voorbeelden van bekende spelers (slechts één speler is niet landelijk bekend) verschillende manieren toelichten. In het artikel zullen de begrippen uitgangspositie en basispositie gebruikt worden. Onder de basispositie versta ik de positie die de speler na de service inneemt voordat de plaats van de volgende bal bekend is. Onder uitgangspositie versta ik de positie die de speler inneemt voor de bepaalde slag die de speler wil spelen, bijvoorbeeld een forehand topspin omloopbal.

DE FUNCTIES VAN DE LICHAAMSHOUDING EN HET VOETENWERK TIJDENS DE SERVICE

Vanaf het moment dat de serveerder de positie voor de service inneemt tot het moment dat de serveerder klaar staat voor de eerste bal, dus de basispositie inneemt, gebeuren er met het lichaam verschillende dingen. De houding en de bewegingen van het lichaam (behalve de slagarmbeweging, die geen onderwerp in dit artikel is) hebben verschillende functies. Hieronder worden de belangrijkste aangegeven. Er wordt steeds uitgegaan van een rechtshandige speler.

1. De camouflage van de slagbeweging en het raakpunt van bat en bal

Spelers gebruiken het lichaam om de armbeweging of het raakpunt van bat en bal aan het blikveld van de tegenstander te onttrekken. Zo kan de serveerder voorovergebogen gaan staan en de bal ietwat naar het lichaam toe opgooien, zodat de bal voor de rechterzijde van het lichaam geraakt wordt. Een ander middel van camouflage is de opgooi arm, die voor de slagbeweging gehouden kan worden, zodat er onder de opgooi arm door geserveerd wordt. Verder kan de serveerder met het bovenlichaam (schouders) licht naar rechts gedraaid gaan staan. Hierdoor wordt het zicht op de bal bemoeilijkt. Merk op dat bij een te verre uitdraai de service illegaal wordt.

Verder verkleint het stampen op de vloer op exact het moment waarop de bal geraakt wordt de kans dat de ontvanger informatie krijgt uit het geluid dat de bal maakt op het bat. Ook dit zou je als een vorm van camouflage kunnen zien.

2. Het vergroten van de batsnelheid

Het vergroten van de batsnelheid kan op verschillende manieren. Het lichaam kan een beweging omhoog maken bij topspin, een ongewone beweging omdat het tegen de camouflage ingaat. Vaker heeft het lichaam (gezien vanuit de positie van de serveerder) een beweging naar voren of naar beneden. Hierdoor wordt de batsnelheid, al is het gering, bij zijspin of backspin vergroot. Een veel essentiëler aandeel levert het draaien van bovenlichaam en de schouders. Vanuit een licht naar rechts uitgedraaide positie kan met het lichaam naar de tafel toe gedraaid worden. Op deze manier kun je meer backspin, zijspin én topspin geven.

3. Het innemen van de basispositie

Zoals verderop in dit artikel duidelijk zal worden kun je op verschillende manieren vanuit de servicepositie naar de basispositie. In principe stapt elke speler, hoe fh-gericht ook, helemaal terug naar de basispositie, zelfs wanneer er op de volgende bal met de fh omgelopen wordt. Na de service moet de serveerder op het raakmoment van de tegenstander klaar staan in de basispositie. Hierna kan hij eventueel alsnog omlopen om in de uitgangspositie voor de forehand topspinbal te komen. Bij snelle lange services is het iets moeilijker al op het raakmoment van de tegenstander klaar te staan. Het is zaak dat spelers het belang van een snelle beweging naar de basispositie inzien. Vaak worden er op de eerste bal fouten gemaakt die door tijdgebrek worden veroorzaakt. Het is dan zinvoller de balans tijdens de service en het voetenwerk na de service te verbeteren zodat er minder tijdnood ontstaat, dan binnen de tijdnood uit-en-treuren zonder service de eerste bal te trainen.

4. Het afleiden van de ontvanger

Het lichaam kan bewegingen maken die geen effectieve uitwerking hebben zoals hierboven staat omschreven. Toch kunnen bewegingen zinvol zijn en wel als afleiding voor de ontvanger. Een stamp op de grond voor of na het raken van de bal heeft niet de camouflerende werking zoals hierboven vermeld staat maar het kan de ontvanger wel afleiden. Samsonov brengt voor het opgooien van de bal op een langzame manier eerst zijn speelhand en bat naar boven. De speelhand gaat weer naar beneden op het moment dat de bal opgegooid wordt. Deze beweging heeft (naast misschien een esthetische) geen enkele andere functie dan afleiding: de bal krijgt niet meer effect en er wordt niets gecamoufleerd.

5. Het verkrijgen van een ritme in de service

Vooral voor het aanleren van een service is ritme belangrijk. Wanneer kinderen een service aanleren is het gemakkelijker voor hen als ze ijkpunten hebben. Een voorbeeld:

stap 1: de service start voorovergebogen met de bal en het bat voor het lichaam en het gewicht iets meer op het linkerbeen;

stap 2: de bal wordt opgegooid en het bovenlichaam komt iets meer rechtop (en het gewicht iets meer op het rechterbeen) tot de bal het hoogste punt heeft bereikt (in dit geval iets boven voorhoofdshoogte);

stap 3: wanneer de bal gaat dalen gaat het lichaam iets naar voren en naar beneden en wordt de armbeweging gespeeld.

Met dit ritme bestaat schaduwtraining tot de mogelijkheden, wordt de duidelijkheid voor het kind vergroot en kan aangegeven worden in welke stap een fout wordt gemaakt.

DE SERVICE EN HET UITSTAPPEN NAAR DE BASISPOSITIE

Ik heb vier verschillende manieren gevonden waarop spelers vanuit de servicepositie naar de basispositie uitstappen. De eerste betreft denk ik zo’n 90 % van alle fh-services uit bh-hoek.

1. De speler beweegt zijn voeten na het raken van de bal. De begin­positie (van een rechtshandige) is bijna altijd een voetenstand met de linkervoet evenwijdig aan de achterlijn en de rechtervoet aan de linkerkant erachter (zie stap 1 bij Waldner), soms staan de voeten parallel aan de achterlijn naast elkaar. Er volgt dan na het raken van de bal een draai met het lichaam waarna de speler eerst met het rechterbeen een grote stap naar rechts doet en hierna met het linkerbeen nog een klein stapje naar achteren (Waldner, Gatien, Eloi, Chila, Samsonov A). Vaak volgt hierna nog een klein hupje met beide voeten naar achteren.

2. Een andere manier is de service waarbij de voeten aan het begin meestal naast elkaar staan, soms linksvoor-rechtsachter. De speler verplaatst zijn rechterbeen al vlak na het opgooien van de bal en gaat dan gedurende de slag naar rechts en landt met zijn rechterbeen vlak na het raken van de bal. De speler staat bijna in positie en doet vaak alleen nog een klein hupje met beide voeten naar achteren.

3. Samsonov heeft twee verschillende services. De eerste doet hij als 1. Bij de andere (Samsonov B) draait hij de volgorde van de stappen om. Hij doet dus eerst een klein stapje met het linkerbeen naar achteren om daarna met het lichaam verder te draaien en de grote stap met het rechterbeen naar achteren te doen. Hij begint deze service altijd met de voeten naast elkaar parallel aan de achterlijn.

4. Erik Wiltjer (GTTC Groningen, 4e diVISIE ) is de enige speler die ik ken die een voetenstand heeft met de voeten andersom. Hij (rechtshander) serveert met zijn rechtervoet rechts verder van de tafel en zijn linkervoet links dichterbij de tafel (zie stap 1 bij Wiltjer). Het enige wat hij hoeft te doen om in de basispositie te komen is zijn voeten te draaien en naar de tafel te laten wijzen.

Hieronder zullen enkele services uitvoerig omschreven worden. Aan de hand van tekeningen wordt duidelijk gemaakt waar de spelers op welke momenten hun voeten zetten. De stappen zijn terug te vinden in de tekst. Vooral de service van Waldner is verder uitgewerkt. Deze service kan goed dienen als uitgangspunt voor jeugdspelers. Waldner heeft een mooie cadans in de service met een simpele voetenstand, lichaamsbeweging en voetenwerk.

1. Waldner (rechts, shakehand)

Beginhouding en voetenstand: Waldner staat met zijn linkerbeen voor, voorbij de witte zijlijn van de tafel. Het lichaamsgewicht rust iets meer op het licht gebogen linkerbeen. Het rechterbeen staat als ‘afzetbeen’ achter. De punt van de rechtervoet is ietwat naar achteren gericht (stap 1.) Bij het begin van de service, heeft hij de opgooihand op tafelhoogte 10 cm links van de middenlijn. De rechterhand houdt hij ongeveer achter de onderarm van de linkerarm.

Opgooi: Bij het begin van de service, voordat hij opgooit, staat Waldner licht voorover geleund. Met het omhoog gaan van de bal brengt hij het lichaam meer rechtop, zodat het lichaamsgewicht meer op het rechterbeen komt. Waldner gooit de bal iets boven zijn hoofd. Hij volgt de bal met de ogen tot op het hoogste punt. Hij beweegt zijn hoofd nauwelijks om de bal te volgen. Waldner volgt de bal een korte tijd in dalende lijn, tot ongeveer 10 a 20 centimeter boven ooghoogte. Hij laat de bal met de ogen los en kijkt naar links, zodat de tafel en tegenstander in zijn blikveld komen. Waldner houdt de opgooiarm na de opgooi in vrijwel horizontale positie en speelt de bal hier onderdoor. Op het moment van raken kijkt Waldner in de richting waar de bal heen gaat. Hij speelt de bal ‘blind’. Waldner gooit de bal niet precies recht op. De bal verlaat de hand links voor het lichaam. Hij gooit de bal schuin naar rechts naar zich toe. Het raakpunt ligt boven het rechter bovenbeen.

Het raken: na de opgooi is het lichaam iets overeind gekomen. Wanneer de bal het hoogste punt bereikt heeft en gaat dalen, brengt Waldner het lichaam weer wat naar vo­ren. Hij zet als het ware af met zijn rechterbeen. Op deze manier vergroot hij enigszins de batsnelheid. Het batje klemt hij tussen wijsvinger en duim vast met drie vingers op de rand van het handvat (het aantal vingers op de zijkant van het handvat varieerde bij de bekeken spelers trouwens van één tot drie).

De uitstap: doordat het lichaamsgewicht tijdens de slag naar voren gebracht wordt, is het rechterbeen vrij om te bewegen. Op het moment van het raken van de bal begint de bewe­ging van het rechterbeen naar de basispositie. Dit is een beweging die lijkt op het pivoteren bij het basketbal: één voet blijft op de grond en het andere been draait eromheen(stap 2). Waldner doet hierna een klein stapje met het linkerbeen naar achteren om in de basispositie te komen (stap 3). Waldner is al in de basispositie wanneer de bal door de tegenstander geslagen wordt.

Variant Samsonov A (rechts, shakehand)

Samsonov heeft zijn voeten precies naast elkaar staan en staat hierdoor iets meer uitgedraaid. Hij staat lichtjes voorover gebogen. Hij brengt eerst zijn rechterhand met bat omhoog, komt rechtop en gooit dan pas de bal op. Wanneer de bal het hoogste punt heeft bereikt is zijn bat al vrijwel beneden. Zijn opgooiarm gaat tijdens de slag opzij naar links maar blijft hoog. Hij camoufleert niet met zijn opgooiarm.

Variant Gatien (links, shakehand)

Bij Gatien staan de schouders niet helemaal hori­zontaal. Hij heeft de rechterschouder iets lager. Hij heeft zijn (voorste) rechtervoet naast de tafel (Waldner heeft zijn linkervoet achter de tafel). Hij staat met zijn schouders iets meer uitgedraaid dan Waldner en draait dus met meer lichaamsrotatie terug. Zijn rechter elleboog hangt voor de opgooi boven de tafel. Gatien stampt met zijn rechterbeen tijdens het raken van de bal.

Variant Chila (links, shakehand)

Chila staat extreem uitgedraaid. Hij staat bijna met de rug naar de tegenstander toe. Hierdoor staat zijn voet ook anders; zijn linkervoet staat in een hoek van 90 graden op zijn rechtervoet en op de achterlijn van de tafel. Zijn indraai is hierdoor veel extremer en er is meer camouflage mogelijk.

2. Lui Gualiang (rechts, penhou­der)

Beginhouding en voetenstand: Gualiang staat met zijn voeten parallel aan elkaar, met de schouders loodrecht op de tafel en diep door de knieën gebogen. Zijn linkerbeen staat in het verlengde van de achterlijn, dus naast de tafel (stap 1).

Opgooi, het raken, de slag en de doordraai: Bij het begin van de opslag zijn de schouders vlak boven het tafelblad. Zijn linkerarm ligt gestrekt boven de tafelrand. Vlak na het opgooien van de bal komt zijn rechterbeen los van de vloer en draait tijdens de slag naar rechts (pivoteren tijdens de slag) (stap 2+3). Zijn rechterbeen daalt vlak na het raken van de bal en staat meteen op de goede plaats.

Deze service wordt gedaan door Lui Gualiang, die vrij klein is. Het is de vraag of deze service voor iedereen geschikt is. Het is wel de service waarbij je het snelst voor de volgende bal klaar staat.

3. Samsonov B (rechts, shakehand)

Beginhouding en voetenstand: Samsonov heeft zijn voeten parallel aan elkaar en de achterlijn, zo’n twintig centimeter uit elkaar. Hij buigt licht door zijn knieën. Zijn bovenlichaam heeft hij rechtop (stap 1).

Opgooi: voordat hij de bal opgooit breng hij eerst zijn rechterhand (speelhand met bat) naar boven, en pas dan zijn opgooihand. Hij strekt zijn knieën tijdens de opgooi, zodat zijn gehele lichaam gestrekt is. Hij heeft een extreem hoge opgooi (minstens zijn eigen lichaamslengte, ongeveer twee meter, boven zijn hoofd).

Het raken en de slag: Hij doet geen poging met zijn lichaam de slag te camou­fleren. Zijn linker opgooi arm brengt hij tijdens de slag naar links naast zijn lichaam, terwijl die arm hoog blijft.

De uitstap: tijdens de slag gaat het lichaamsgewicht een beetje naar achteren en wordt door zijn linkerbeen opgevangen. Zijn linkervoet draait namelijk achter zijn rechtervoet zodat die loodrecht op de achterlijn van de tafel in de basispositie komt (stap 2). Hierna komt de grote stap van de rech­tervoet (stap 3). Hij zet dezelfde stappen als Waldner, echter in de omgekeerde volgorde.

Samsonov had twee types services. Een met een hoge opgooi (zie hierboven) en een met een veel lagere opgooi (Samsonov A), die veel lijkt op de Waldner-service. De bovenstaande service was vooral qua voetenwerk afwijkend. Binnen het kader van dit artikel is het aardig deze service te noemen, temeer omdat Samsonov deze opslag tegenwoordig niet meer op deze wijze uitvoert. Hoewel hij dezelfde stapjes uitvoert als Waldner heeft zijn lichaam een beweging in achterwaartse richting die geen enkele functie heeft en zelfs de balans kan verstoren. Verder kan de voetenwerk beweging veel moeilijker met goed gebogen knieën uitgevoerd worden, zodat het dan langer duurt voordat hij in de basispositie staat. Ook is de camouflage met het lichaam moeilijker. Ik ben er van overtuigd dat dit de redenen zijn waarom Samsonov de service met hoge opgooi anders is gaan uitvoeren.

4. Erik Wiltjer (rechts shakehand)

Wiltjer heeft zijn linkervoet dichter bij tafel links en zijn rechtervoet verder van tafel rechts staan. Zijn voeten staan dicht bij tafel. Zijn linkerbovenbeen raakt vaak de tafelrand (stap 1). Na het moment van raken draait Wiltjer als eerste zijn voeten met de punten naar de tafel. Hij doet dit met links en rechts tegelijk (stap 2). Hierna doet hij nog met beide voeten een hupje naar achteren (stap 3).

De conclusie over het uitstappen naar de basispositie

De services van Wiltjer en Lui Gualiang zijn die met de meeste tijdwinst. Hoewel relatief klein, is de tijdwinst zeker aanwezig. Lui Gualiang staat op het moment dat hij de bal slaat al bijna in de basispositie. Op dat moment moeten Samsonov en Waldner nog aan de voetenwerkbeweging beginnen. Wiltjer staat eigenlijk altijd al in de basispositie; hij moet slechts de afstand tot de tafel en zijn voet richting aanpassen. Uiteraard gaat het niet alleen om de snelheid van bewegen. Bij de service van Wiltjer en Lui Gualiang zijn de camouflagemogelijkheden beperkt. Wiltjer heeft moeite zijn linkerschouder voor de slagbeweging te draaien (zijn bovenlichaam staat als het ware tegen zijn voetenstand ingedraaid), maar dat lukt hem toch enigszins. Lui Gualiang staat op het raakmoment met zijn hele lichaam achter de bal en kan zodoende met zijn lichaam niet camoufleren. Binnen zijn slagbeweging heeft hij al zo’n grote snelheid en zo veel camouflage mogelijkheden dat het hem niet lijkt te deren. De camouflage mogelijkheden van Waldner (en de varianten) zijn uiteraard veel groter. De service van Lui Gualiang is waarschijnlijk niet voor iedereen weggelegd. Voor spelers met meer lichaamslengte is het veel moeilijker tijdens de slag diep te blijven zitten. Ze zouden de voetenwerkbeweging in een vrij diepe houding moeten doen. Anders duurt het immers weer langer om in de basispositie te komen.

DE LICHAAMSHOUDING TIJDENS DE SERVICE AAN DE AHND VAN DE HOOGTE VAN DE OPGOOI

De houding van het lichaam wordt deels bepaald door de manier van uitstappen naar de basispositie. Een andere bepalende factor is de opgooihoogte. Dat een andere opgooi een andere service tot gevolg heeft wordt het meest duidelijk doordat sommige spelers twee typen service spelen, namelijk met een extreem hoge en een ‘normale’ opgooi. Voorbeelden zijn Samsonov en Boros. Het is erg moeilijk (en niet zinvol) met diep gebogen knieën en voorovergebogen een bal hoog op te gooien. Alle spelers die een hoge opgooi hebben doen dit met een bijna gestrekt lichaam. Hooguit zijn de knieën licht gebogen of halen ze uit een kniestrekking wat meer opgooisnelheid. Vaak maken spelers bij een hoge opgooi een synchrone opgooibeweging met beide armen. Dit versterkt de lichaamsbalans en opgooikracht. Een hoog opgegooide bal komt op het laatst (met een hoge snelheid) loodrecht naar beneden, bij een lager opgegooide bal kun je bal meer naar je toe gooien. Hierdoor is het onmogelijk bij een hoge opgooi als het ware voorovergebogen over de bal en de slag heen te leunen.

In het algemeen wordt de mogelijkheid tot camouflage groter naar mate je lager opgooit. Het lichaam kan meer voorover leunen en voor de bal gedraaid worden.

Naam

Opgooi (hoogte en richting)

Voetenstand

:Lichaamshouding

Boros 1

4 meter boven het hoofdrecht omhoog

achter elkaar

knieën licht gebogen;bovenlichaam rechtop

Samsonov 1

2 meter boven het hoofd recht omhoog

achter elkaar

knieën licht gebogen;bovenlichaam rechtop

Boros 2

40 cm. boven het hoofdlicht naar het lichaam toe

voor/achter

knieën gebogen;bovenlichaam licht gebogen

Samsonov 2

30 cm. boven het hoofd licht naar het lichaam toe

voor/achter

knieën gebogen; bovenlichaam licht gebogen

Waldner

25 cm. boven het hoofdlicht naar het lichaam toe

voor/achter

gebogen;bovenlichaam licht gebogen

Heister

gezichtshoogtesterk naar het lichaam toe

voor/achter

knieën diep gebogen; bovenlichaam erg voorover

HET VERSCHIL IN LICHAAMSHOUDING TUSSEN RECHTSHANDIGEN EN LINKSHANDIGEN

Het is opvallend (en logisch) dat linkshandigen vaak meer uitgedraaid staan dan rechtshandigen. Spelers die met dezelfde hand spelen (rechts tegen rechts, links tegen links) staan tegenover elkaar in een diagonale richting. Hierdoor is het relatief moeilijk met het lichaam te camoufleren. Je moet bijna met de rug naar de tegenstander gaan staan. Spelen linkshandigen tegen rechtshandigen dan staan ze in een parallelle lijn tegenover elkaar en is het veel gemakkelijker de service met het lichaam op een legale wijze te camoufleren. Het is logisch dat linkshandigen, die veel vaker tegen rechtshandigen spelen dan tegen linkshandigen, hier gebruik van maken. Is het aan de andere kant eigenlijk niet gek dat de rechtshandigen dit niet doen, gezien het grote aantal linkshandige toppers?

CONCLUSIE

Hoewel het onmogelijk is zelfs maar volledigheid te benaderen hoop ik met dit artikel een redelijk overzicht te hebben gegeven van de mogelijkheden bij de forehand-service uit backhand-hoek. Uiteraard zijn er net zo veel manieren om in de basispositie te komen als er tafeltennisspelers zijn. Maar meestal zijn dit combinaties van de vier hier genoemde methodes.

Ik ben er geen voorstander van om spelers in een service-keurslijf te stoppen. Spelers moeten de vrijheid hebben om hun eigen opslag uit te vinden. Echter wanneer ze aanwijsbare fouten maken moet de trainer ingrijpen. Wanneer zelfs een speler als Samsonov, spelend op absoluut wereldniveau, nog basale verbeteringen in zijn service aanbrengt, dan kunnen wij onze pupillen zeker ook nog heel wat kunnen bijbrengen.