Bij onze trainersopleidingen leren we – deels terecht – over ideale technieken. De forehandtopspin wordt zo met een versnelling vanuit de onderarm met het bat in een hoek van ongeveer vijfenveertig graden gespeeld. Voor de basishouding staat de linkervoet, bij een rechtshandige speler, iets voor de rechtervoet en staat het lichaam iets naar rechts, omdat draaiing met de heup dan eenvoudiger is. Ballen op het midden moeten steevast met de forehand worden gespeeld. Glazen zijn halfleeg. Darten is geen sport. “Op een regenachtige zaterdag naar Nieuwegein?! Dacht het niet!” Over al dit soort zaken kun je ook “Anders denken”!
Op 18 juni 2016 organiseerde de VVTT samen met NLcoach het allereerste tafeltennistrainerscongres “Anders denken”. Dertig trainers hadden de weg naar het Huis van de Sport weten te vinden en werden met een lekkere kop koffie en thee welkom geheten. Hoofdspreker was de ervaren Dirk Huber, die in zijn plenaire lezing de vloer aanveegde met heilige huisjes en voor een volkomen andere benadering pleitte: tafeltennis een wedstrijd- en enkelsport waarin gelijkspel niet mogelijk is. In trainingen moet je als speler én trainer dus steeds wedstrijdgeest oproepen. Spelers moeten verliezen haten en de winst najagen: het gaat om puntwinst! In de training staat ook het aanleren van veel verschillende technieken, waarmee spelers de rally zo snel mogelijk leren te domineren, centraal. Het gaat al met al om wedstrijdsituaties: regelmatige oefeningen – en ook bij beginners – zijn volstrekt nutteloos. Huber vond in dat licht ook dat elke oefening met een opslag zou moeten beginnen. Tot slot loodste Huber de geboeide trainers door het opleidingsmodel van de WTTV, waarvan hij vele jaren hoofdtrainer was geweest. Alle deelnemers krijgen binnenkort zijn presentatie thuisgestuurd, zodat de vele innovatieve informatie nog eens in alle rust kan worden overwogen.
De workshops die de deelnemers na Hubers lezing volgden, sloten goed aan op het thema en Hubers presentatie. Zo ging Martijn Nijhoff in zijn workshop in op de laatste inzichten van motorisch leren en motorische cognitie. Hij wist de nieuwsgierigheid van de tafeltennistrainers hierin goed vast te houden, juist omdat hij – als honkbaltrainer – gebruik wist te maken van vele tafeltennisbeelden. De belangrijkste vraag was: hoe leren spelers het beste? Het blijkt dat spelers dit doen als de focus niet intern, maar extern ligt. Het gaat met andere woorden niet zozeer om de beweging zelf, maar om het resultaat van de beweging. Als trainer is het goed om daar gebruik van te maken: laat spelers in een rally met de niet-speelhand een aantal vingers opsteken, dat de andere speler dan eerst moet benoemen, voordat een nieuw getal moet worden geraden. Uit onderzoek blijkt dat sporters die te veel aanwijzingen hebben gekregen met een interne focus (bijvoorbeeld: “batje 7,5 graden meer sluiten”) op spannende momenten vaker choken dan sporters die meer aanwijzingen hebben gekregen met een externe focus (bijvoorbeeld: “speel de bal goed achter op tafel”). Uit onderzoek blijkt bovendien, dat sporters, die teveel aanwijzingen hebben gekregen met een interne focus op spannende momenten, vaker choken dan sporters die aanwijzingen hebben gekregen met meer externe focus.
Ralf Kosters stond stil bij fysieke training en wist goed in te spelen op een veelzijdig gezelschap van ervaren en minder ervaren trainers. Na een korte inleiding kwam een casus ter discussie te staan. Wat zouden wij als trainer doen bij een negenjarig jongetje met licht overgewicht, slecht voetenwerk, zeer goede oog-handcoördinatie en dat drie keer in de week traint? De verschillende inzichten bij de trainers bevestigde het beeld dat fysieke training een veelzijdig onderwerp is. Ralf stelde dat elke training een fysiek deel zou moeten hebben, en dat dat juist heel leuk kan – en moet – zijn. De workshop eindigde met concrete oefenvormen die de trainers in groepjes aan elkaar lieten zien, waarbij Ralf dan terugkoppelde en de oefenvormen besprak vanuit hun coördinatieve inhoud. Dat de workshop goed op de doelgroep was afgestemd, werd bevestigd met de opmerking van een bondstrainer, die aangaf dat hij een loopladderoefening van een van de jonge cursisten nog nooit gezien had.
Dirk Huber nam in zijn workshop het bat zelf ter hand en ging los in een interactieve workshop rondom de tafeltennistafel. Discussies gingen over wat een talent nu maakt, hoe oefeningen zo kunnen worden ingevuld, dat sprake is van optimaal leren en waar het in essentie bij techniektraining om gaat. Trainers werden uitgedaagd om aannames over mechanica, leermethodes en voetenwerk overboord te gooien en het tafeltennisspel op een meer creatieve manier te benaderen. Zo vertelde hij dat op de afgelopen wereldkampioenschappen jeugd de Chinese spelers bijna alle derde ballen op hun backhand terugkregen, waarna zij omliepen en de rally wonnen. Dirk zei dat trainers daar gebruik van zouden moeten maken door niet op volgzame wijze het omlopen zelf intensief te trainen, maar om de ontvangstslag in de diepe forehand in de training op te nemen. “Beter een idee, dan geen idee” en “als dat idee dan in een doodlopende straat eindigt, keer dan om en probeer iets anders”.
De VVTT is trots op hoofdspreker Dirk Huber, die met zijn open blik en goed onderbouwde visie op tafeltennis de deelnemers heeft weten te inspireren. Tijdens het congres was Dirk voor iedereen bereikbaar; hij gaf zelfs aan het over alles te willen hebben en dat hij alle tijd had. Ook is de bijdrage van workshopgevers Martijn Nijhoff en Ralf Kosters bij de deelnemers in bijzonder goede aarde gevallen. Met hun voor de Nederlandse trainer doorgaans afwijkende, maar daarom niet minder interessante insteek in motorisch leren en fysieke training, is elke trainer verrijkt. De evaluatie moet nog worden afgerond, maar een korte blik op de formulieren leverde al cijfers op van 8 tot 8.5. Dat is fantastisch, maar zelfs daar kunnen – en moeten – we ook anders over denken: volgend jaar een 9 en nog meer deelnemers!