Naam trainer | Koos Kuiper |
Leeftijd | 60 jaar |
Woonplaats | Peize |
Trainersdiploma | B |
Huidige club | Idéfix Groningen en TTV Assen |
Vorige clubs | TRS Kiel Windeweer, Midstars Middelstum en GTTC Groningen |
Favoriete speler | Marco Ordelman (Swift Deventer), vanwege een verwoestende BH-smash uit derde positie
Jan-Ove Waldner, om de lichtheid, schoonheid en schijnbare eenvoud van zijn spel |
Voorbeeld als trainer | Bertus Keen, voor het inzicht, overzicht en empathische omgang met mensen/spelers
Gerard Bakker, om het tot over grenzen willen winnen |
Intro
Ik introduceer mijzelf regelmatig als groothandelaar in worst: overdag hou ik ze mijn leerlingen op een studiebegeleidingsinstituut voor; Je kunt het. ’s Avonds bedien ik mijn tafeltennissers met de doordringende boodschap: Je kunt het. Dus zowel mentale als fysieke worsten. Afgezien van het leveren van producten uit de vleesverwerkende industrie: voor de Afdeling Noord ben ik docent voor de trainersopleiding TT-2 en 3. Ook heb ik de eer afdelingstrainer te zijn.
Wanneer en waarom ben je ooit begonnen met training geven?
Ik was speler bij de studentenclub Idefix in Groningen (begin jaren 80), en woonde in Kiel-Windeweer. De plaatselijke club TRS vroeg mij om training te komen geven. Het is daarna een flink deel van mijn werk geworden.
Wat voor groepen geef je training & bij welke groep ligt je hart?
Ik heb training gegeven van eredivisieniveau tot 6e klasse, en ik geef beginnerscursussen. Er is niets leukers dan mensen iets aan te leren, of het nou fysiek is of mentaal. Als het om tafeltennis als sport, dan is het geweldig om met sporters om te gaan die de tijd, motivatie en discipline opbrengen om voor serieuze wedstrijdsport en presteren te gaan. Maar het is ook inspirerend om 65-plussers te leren tafeltennissen.
Hoeveel uur sta je per week als trainer in de zaal & hoeveel tijd daarbuiten ben je per week verder nog bezig met tafeltennis?
Tot voor een paar jaar gaf ik elke avond training, en waren veel weekenden gevuld met begeleiden en coachen. Tegenwoordig geef ik twee avonden training, en op zondagmorgen de Regionale bondstraining van de Afdeling Noord. Ik geef nu training zonder de verplichting tot coachen, dus ben zowaar weekenden vrij. Na de roofbouw van jaren “dagelijks werk” vind ik dat geweldig.
Wat vind je zelf je hoogtepunt in je trainersloopbaan tot nu toe, wanneer dacht je “hier doe ik het allemaal voor”?
Ik vind tafeltennis nog altijd een prachtige sport en geef nog altijd gemotiveerd training. Als trainer-coach van een GTTC-damesteam heb ik de Eredivisie mogen halen, met jeugdspelers van GTTC was ik coach toen zij aansprekende prijzen haalden, en als afdelingstrainer was ik verantwoordelijk voor jongensselecties die een aantal malen Top-3 speelden bij de Jeugdcup. Dit soort successen zijn de slagroom op de taart, en daar kun je als trainer mee pronken. Maar ook zonder deze hoogtepunten zou ik geen spijt hebben dat ik een flink deel van mijn werkende bestaan aan tafeltennis heb gegeven. Wel heb ik het zwaarmoedige idee, dat tafeltennis het steeds moeilijker zal krijgen.
Wat is het moeilijkste dat je in je trainersloopbaan bent tegen gekomen & hoe heb je dat opgelost?
Bij GTTC-Groningen was ik samen met andere trainers verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een jeugdafdeling, waarbij serieuze wedstrijdsport de doelstelling was. Dat heeft geleid tot een bloeiperiode die zeer goeie spelers en speelsters heeft opgeleverd. Maar vanaf het begin was het duidelijk dat de club GTTC niet de geschikte genen had voor deze ontwikkeling op jeugdgebied en wat betreft prestatie-ambitie. De trainers liepen voor op de opeenvolgende besturen en andere geledingen binnen de club, die het ook maar overlast vonden. Het is lang goed gegaan, niet door bestuurlijke medewerking, maar door de niet aflatende inzet van de technische staf. Uiteindelijk werd het gebrek aan acceptatie en medewerking binnen de club het initiatief fataal. Dat is ook een oplossing, maar niet zoals de TC die bedoeld had. Dat wat betreft clubniveau.
Wat spelers betreft: Bij de sport tafeltennis kun je je niet laten gaan, mentaal niet en fysiek niet. Het is in alles controle houden: Tafeltennis is klaarkomen in poedervorm. Met name de begeleiding van spelers en speelsters die zich wel lieten gaan was moeilijk, maar ook uitdagend. Wij hebben wat betreft de begeleiding van de emotioneel ongeleide projectielen baat gehad van onderdelen van de cognitieve therapie. Deze therapie is de bron voor alle moderne vormen van beïnvloeden van de “mind”: Zeer in het kort gezegd, met het verstand de emotie onderdrukken. Het is duidelijk, dat hierbij een goed verstand noodzaak is, en dat de sporters ook intrinsiek willen dat hun gedrag te sturen valt.
Wat zou je in de toekomst als trainer nog willen bereiken, wat is je droomdoel?
Ik heb geleerd, dat doelen bereiken bij de sport tafeltennis vaak nachtmerries oplevert. Ik heb wel mooie dromen achteraf gehad, als mijn sporters mooie prestaties leverden.
Met welke trainer zou je samen een aantal weken aan de slag willen en waarom?
Als in nog een lange toekomst voor mij zou hebben , zou ik graag op stage gaan in China.
Hoe zouden we in Nederland tafeltennis als sport beter kunnen promoten, aantrekkelijker kunnen maken?
Dat begint bij de clubs. Daar moet het pingpongdenken plaats maken voor een werkelijk beeld van tafeltennis als sport, en hoe moeilijk deze sport is aan te leren. Campingdenken: jeugdleden proberen te behouden door ze eenmaal per week een uur training te bieden onder leiding van een goedwillende liefhebber: Dan kun je beter helemaal geen moeite doen voor jeugdopvang. Clubs met deze instelling fungeren als een gehaktmolen.
Ik heb in verscheidene werkgroepen gezeten wat betreft werving en behoud: De conclusies zijn al ongeveer veertig jaar eensluidend: Werven is geen kunst, behouden wel. Wat heb je daarvoor nodig? Geschoold kader, niet een liefhebberende amateur, minstens tweemaal per week training, aan leeftijd aangepaste trainingsvormen.
Je zou zeggen, zo moeilijk is dat toch niet?